In de nieuwe serie Het Proces doet Daan Steinebach verslag vanuit de rechtbank.
Artikel 344 Wetboek van Strafvordering, tweede lid:
‘Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft gepleegd, kan door den rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.’
De verdenking: diefstal van Bacardi, een sixpack bier, een belegd broodje, in een Albert Heijn in Amsterdam centrum.
‘Het is persoonlijk,’ zegt verdachte H., ‘deze agent zei dat hij mijn zomer wil verpesten. Als ik een winkel uitkom pakt hij me op.’ Wanneer heeft hij dat gezegd, wil de rechter weten. ‘Vlak voor ik werd opgepakt. De vorige keer zei hij dat ook, met die deodorant.’
Het is druk in de rechtszaal in Amsterdam: de rechter, officier van justitie en de griffier zijn er, liefst drie verdachten, de vijf beveiligers die ze binnenbrachten en twee tolken. Wat zich hier voltrekt is recht aan de lopende band, supersnelrecht, middel in het ‘lik op stuk’-beleid van het OM tegen veelvoorkomende criminaliteit. Al is dat wat anders dan simpel – het gezicht van de rechter verraadt grote concentratie.
De moeilijkheid in deze zaak: wie deed wat met wie – samen is erger – en is daar bewijs voor.
Over het bier is men het snel eens: verdachte T. stal het alleen, hij bekent, er zijn foto’s en een agent die alles zag. Dat scheelt: de officier gelooft hem, zijn advocaat maakt geen bezwaar. Zijn voorarrest van vier dagen is voldoende: ‘Ik stel u in vrijheid,’ luidt haar vonnis. Voor zover hij blij is, houdt hij het voor zich.
Blijven over: H. en L., een blikje Bacardi en een belegd broodje van de versafdeling. L. weet nergens van, heeft geen advocaat, hij wil vooral naar huis, zegt hij. De angel van de zaak zit bij H.: die agent heeft dus de pik op hem, zegt hij. Zijn raadsman (‘op toevoeging,’ zoals dat heet, betaald door justitie) voegt toe: de foto’s die het verbaal zouden ondersteunen zijn te vaag, dus ze vormen onvoldoende bewijs– volgens de wet: die eist minstens twee bewijsstukken.
Alleen: in Nederland heeft een agent altijd gelijk – voor de rechter. In juristentaal: een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal. Dat is het gouden ei van het strafprocesrecht: het wordt niet alleen voor betrouwbaar gehouden, het telt dubbel. Eén bewijs is geen bewijs, één zo’n verbaal wel.
De rechter veroordeelt: ze gelooft die foto’s, maar vooral de agent. Dat die vooringenomen zou zijn dus niet, ze zou niet weten waarom. Dus, zegt ze, zelfs als die foto’s er niet zouden zijn, is het verhaal van verbalisant voldoende. Dus L. moet nog even wachten tot hij naar huis kan: acht dagen cel, dubbel de straf van T. H. is echt de pineut: dankzij een reeks eerdere veroordelingen krijgt hij twee weken. Toch een week minder dan wat de officier vroeg, constateerde zijn advocaat na afloop tevreden.
Voor de namen van de verdachten zijn andere voorletters gekozen.
Daan Steinebach (Utrecht, 1995) is schrijver en begint het liefst over alles een discussie. Hij studeert internationaal recht, eerder Nederlands recht en filosofie.
Merlijn van Bijsterveld is illustrator. Zijn illustraties zijn vaak humoristisch van aard waarbij hij een andere draai aan de context geeft.