Waarom blijven we schrijven als kunstmatige intelligentie dat straks beter kan dan wij? In dit essay bespreekt Shimanto Reza de verbinding die teksten bieden. Ze gaan in dialoog met elkaar, met onszelf, met anderen.
Waarom nog schrijven na ChatGPT? Meteen wil iets weerbarstigs in ons weerwoord bieden: optimistisch of niet, de vele gepubliceerde replieken komen steevast in bevlogen woorden. De technische vraagstukken laat ik achterwege. Ik ga er even van uit dat een van de aansnellende ChatGPT-iteraties de beste teksten zal kunnen schrijven in alle mogelijke genres. Wat me interesseert, is het weerbarstige schrijven dat hier plaatsvindt. Misschien kan het de premisse van de bovengenoemde paralyserende vraag helpen verleggen.
Een minder hoogtechnologische versie van de vraag kwam laatst voor me op bij het schrijven van een e-mail. De ontvanger en ik volgen samen een online lessenreeks – Awakening from the Meaning Crisis van cognitieve wetenschapper John Vervaeke, die vol urgentie Plato en Zen aan de man probeert te brengen – en we delen er onze gedachten over. Een Podcast-boekenclub via briefwisseling.
Voor de eerste e-mail tokkelde ik wel tien keer geoefend Ctrl+A-backspace om met een schone draft te herbeginnen. Opnieuw schreef ik daarop vol vuur een eerste alinea. Tegen de tijd dat ik echter op enter wilde drukken, stopte een overtuiging me. Dit was toch allemaal al gevoeld, gedacht en besproken? Veel gevoeliger en scherper bovendien, en coherent doorgetrokken tot een doordachtere conclusie dan ik ooit zou bereiken. Gelukkig ontdekte ik onderwijl een tactiek: druk op enter en typ even voort.
Het gevoel ‘wat heb kleine ik nu te zeggen?’ kende ik wel van het essayschrijven. Pas wanneer het onverwacht bij het e-mailen opdook, keek ik er aandachtig naar. Van correspondentie verwachtte ik blijkbaar iets dat gewichtloos als dagboekschrijven zou aanvoelen. Met pen in de hand kribbel ik botweg alles neer.
Omgekeerd lijkt er ook iets aan dagboekschrijven te zijn dat aanvoelt als een correspondentie, iets van vraag en antwoord. Aanvankelijk zie je een vage verbinding, die schrijf je in een eerste opwelling neer. Je verliest gestaag élan, komt tot stilstand. De pen zweeft boven het half beschreven blad, je ogen glijden over het geschrevene heen – het zijn een handvol losse gedachten, zie je, ankerpunten, zonder eenduidige lijn. Die incoherentie maakt van de eerste uitbarsting een soort vraag. In de leemte komt een tweede schrijfimpuls op. Die maakt in antwoord verbindingen tussen de geboden ankerpunten, maar voegt ook heterogene bedenkingen toe, die op hun beurt een opening creëren, antwoord uitnodigen. De vorm van vraag en antwoord, met ruimte voor losse flodders, risico’s, herhalingen en stiltes werpt vruchten af.
Ik voel het uiterst omgekeerde wanneer ik de nalatenschap der letteren als dusdanig benader. Dan parkeer ik me met mijn laptop in de schaduw van een papieren kasteel waar al bijna drie millennia lang aan gebouwd wordt. Het is koud en duister daarbuiten. Op een hoektoren zie ik Vervaeke’s Plato als groot voorbeeld prijken.
Vandaag komt dit beeld dichter bij de realiteit dan ooit: een weldadige proportie van alle neergeslagen woorden kun je online vinden. ChatGPT’s superteksten zouden aan het hierboven beschreven gevoel weinig veranderen. De vraag blijft dezelfde: waarom zou je mijn stuk lezen, wanneer dat allemaal beschikbaar is?
De vorm van vraag en antwoord, met ruimte voor losse flodders, risico’s, herhalingen en stiltes werpt vruchten af
Mijn tekst heeft pas bestaan en zin, opper ik, in de mate dat die mee vormgeeft aan jouw denken, spreken, schrijven, en toekomstige lezen – zij het als negatief voorbeeld. De tekst moet een inbedding vinden in je interne dialoog.
‘Dialogos’ is de term die John Vervaeke (van de bovengenoemde podcast) gebruikt voor een vorm van dialoog waarin we gezamenlijk in een flow geraken. Zo bereiken we inzichten ver voorbij de som van de kennis van de deelnemers en maken we persoonlijke groei mogelijk. Hij verwijst hiervoor vaak naar de mimetische basis van het menselijke groeiproces – die beroemde spiegelneuronen. Dit zijn neuronen die zowel actief worden wanneer we zelf een bepaalde handeling uitvoeren als wanneer we het iemand anders zien doen. Hierin verschillen we zelfs van de andere mensachtigen. We zijn ontzettend goed in imiteren en in het inbeelden van de innerlijke leefwereld van anderen.
Op den duur internaliseren we modellen van anderen, zo vertelt Vervaeke, zodat we onszelf bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen ‘wat zou Plato hierover zeggen?’ en kunnen wachten op een antwoord van ons innerlijk Plato-model, gebaseerd op de teksten die we van hem lazen en integreerden. Het gaat verder dan het zuiver propositionele: de teksten drukken impliciet de manier uit waarop de schrijver ervan in het leven staat, en gaandeweg treedt er osmose in. We proberen die zijnswijzen spelenderwijs aan in de virtuele wereld van onze fantasie, en stellen zo serieuze nieuwe mogelijkheden open die we concreet kunnen maken in onze levens.
Kan de literatuur, en geëngageerd lezen en schrijven in het algemeen, gezien worden als een uitbreiding van de dialogische mogelijkheden? We gaan horizontaal met onze naasten in dialoog, en literair kunnen we dit uitbreiden naar een veel diversere groep mensen, die ons elementen helpen aanwakkeren die we eerder niet in onszelf wisten te herkennen. Een voordeel van het tekstuele is dat we ritueel ons starre harnas uittrekken, terwijl we dat al gauw strakker aanspannen wanneer we in levenden lijve met iemand spreken, zeker als die erg van ons verschilt.
Dan zijn er die uitzonderlijk personen, op de torens van het kasteel, die zich ook schrijvend uitdrukten en zo beschikbaar blijven om het dialogisch proces op te tillen. ChatGPT’s teksten kunnen, indien ze dus die hoge kwaliteit bereiken, dezelfde rol spelen. We kunnen ze lezen en onze verdere dialogen laten inspireren, zolang we niet denken dat de ultieme waarde van het lezen en schrijven is om een plek op één van de torens te bereiken. We onderhouden een gesprek, in verschillende richtingen. Ik noemde verschillende vormen van dialoog – met levende personen, met vreemde teksten, oude teksten, nieuwe teksten. Zulke ‘externe’ dialogen brengen we naar onze ‘interne’ dialogen, in de vorm van denken an sich of dagboekschrijven, bijvoorbeeld. Wat uit die interne dialogen voortkomt, kunnen we weer naar buiten brengen, en zo verder.
Het is een voortzetting van een levenslang proces dat begint met de intensieve relatie met onze ouders, vol gefocuste aandacht, communicatie en spiegeling. Wanneer we enkele jaren later zelfbewust worden, is dit proces al volop aan de gang. We kunnen er niet uitstappen. We kunnen enkel kiezen er bewust aan deel te nemen, of niet. Onze gedachten zullen hoe dan ook blijven gaan, ze lopen telkens weer op de zaken vooruit. Ze kunnen ons net zo goed neerwaarts als opwaarts trekken, ons steeds dieper ingraven in oude zijnswijzen die hoe langer hoe minder in onze omgeving passen. Zuivere ‘intelligentie’ leidt niet vanzelf tot zelfbegrip over dit soort zaken, aldus Vervaeke. Hoe intelligenter we zijn, hoe beter we worden in het rationaliseren van onze onwenselijke impulsen en onze vermijding van pijnlijke maar noodzakelijke (ont)groeiprocessen.
Van een zekere afstand lijkt de megadialoog op een kasteel met opdoemende torens, maar van iets dichterbij zie je telkens opnieuw, op iedere hoogte, personen, personen, personen in een wordingsproces
Door onze woorden en gedachten op welbepaalde manieren te gebruiken om die rationaliseringen en groeimogelijkheden op te speuren, kunnen we hier actief aan deelnemen. Dagboekschrijven, bijvoorbeeld, laat dingen toe die louter denkend moeilijk zijn. Misschien is dit omdat het een soort zelfdialoog toelaat: het net geschrevene wordt de gesprekspartner van de nu schrijvende. Daardoor kan de nu schrijvende zich even volop in de huidige gedachte inleven, zonder het voorgaande te moeten vasthouden en zo te blijven steken in een lauw middenveld met een gebrek aan louteringsenergie.
Allerlei vormen van spreken, lezen en schrijven voegen ieder hun eigen voordelen toe. Op al deze manieren zijn we ingebed in een megadialoog die al duizenden jaren gaande is. Van een zekere afstand lijkt de megadialoog op een kasteel met opdoemende torens, maar van iets dichterbij zie je telkens opnieuw, op iedere hoogte, personen, personen, personen in een wordingsproces.
Wat het nu betekent dat er met ChatGPT onpersoonlijke bijdragen tussen gegooid worden is een vraag die we (samen met de machine?) gaandeweg kunnen onderzoeken. Bovendien is de machine natuurlijk van ons afhankelijk. Diens teksten blijven virtueel als ze gewoon op de hoop belanden en worden pas echt wanneer wij kiezen ermee in interactie te treden, wanneer ze ingebed worden in het gesprek van dit specifieke netwerk van personen.
Wat ChatGPT’s onpersoonlijke bijdragen ook toevoegen, we kunnen ondertussen maar beter blijven schrijven. Zoals altijd worden we hier en nu wakker in een lopend wordingsproces en snelt de vraag ons tegemoet: willen wij bewust deelnemen? Laat ChatGPT ondertussen beter schrijven, laat het beste uit onze literaire nalatenschap oneindig superieur zijn aan wat wij uit onze pen kunnen toveren – want nu, weer nu, worden we wakker, alweer wordt ons de vraag gesteld en van ons een antwoord geëist. Daarom zullen we blijven schrijven.
Header: Nina Läuger aan AI de vraag: hoe ziet kunstmatige intelligentie die in hun dagboek schrijft eruit? Van het beeld dat als antwoord werd gegenereerd, maakte Nina een collage dat het headerbeeld vormt.
Shimanto Reza onderzoekt met zijn teksten de spanning tussen verdieping en verbinding. Anno 2024 woont hij in Norwich, Engeland (maar dit neigt bij hem af en toe te veranderen). Hier werkt hij als redacteur, vertaler Nederlands-Engels en onbetaalde muzikant.
Nina Läuger Nina Läuger (zij/haar, 1993) is beeldend kunstenaar en de adjunct-hoofdredacteur van Hard//hoofd. In haar werk versmelten realiteiten tot wazige en vaak intieme droombeelden, die vertrekken vanuit een gevoelde lichamelijkheid.