Daan Steinebach wil geen tijd verspillen met de vraag of Thierry Baudet een fascist is. De bewijsstukken zijn te alomtegenwoordig. Op Wijsgerig Festival DRIFT (afgelopen 11 mei) droeg hij het volgende essay voor over ontologie, Emmanuel Levinas en vijanden van het volk.
Ik heb helemaal geen zin om historische vergelijkingen met Thierry Baudet te maken. Het is te makkelijk: zo’n met lachgas en azijndampen opgeblazen uilskuiken interesseert met niet eens zoveel. Inderdaad, hij verwijst zelf voortdurend naar dingen die niet koosjer zijn, leent woorden van bekende nazi’s en schijnt met ze eten. Dat zal allemaal wel – moet hij zelf weten – ik heb geen behoefte aan politiek over goed en fout of schuld en onschuld, zeker als iemand nog niet veel meer heeft gedaan dan gebabbeld. Ik bedoel: er wordt zoveel gezegd. En als iemand weet hoe hij zijn eigen gebabbel af moet doen als gebabbel – hij bedoelde het niet zo, we hebben het verkeerd gehoord, boreaal betekent noordelijk – dan is het dat ganzengebroed uit de Tweede Kamer wel, en ik heb geen zin om een spel te spelen dat iemand anders heeft bedacht en dan ook nog zo dat alleen hij het winnen kan.
Maar was het dat? Was het alleen gebabbel?
Dagenlang ging ik in mijn hoofd alle mensen langs die tot vijand van het Boreale Volk waren gemaakt.
We kunnen wel eindeloos bakkeleien over bepaalde uitspraken of zelfs specifieke woorden, veel wijzer worden we er niet van. En je kunt het toch niet winnen. En je moet wel doof zijn wil je niet doorhebben dat er iets veel groters achter zit, hij praat niet alleen over de redding van ‘de beschaving’, hij denkt daar ook echt mee bezig te zijn. De vraag is alleen wie hij aan het redden is en wie niet. En wat hij met die laatste groep wil.
Toen ik Baudet de Uil van Minerva over het oneindig laagland hoorde jagen (het was laat, ik sliep al bijna maar keek zijn hele speech alsof het moest) was mijn reactie bijna fysiek. Daarna geestelijk. Het maakte me bang. Dagenlang ging ik in mijn hoofd alle mensen langs die door zijn slimme woordenspel tot vijand van het Boreale Volk waren gemaakt: journalisten, kunstenaars, homoseksuelen, schrijvers, mensen die ontroerd kunnen zijn door atonale muziek. En nu is dat fout, volgens Baudet, het is te intellectueel en te moeilijk, te atonaal, te anders. Het lijstje gaat nog verder: buitenlanders, moslims, Joden – ja, inderdaad – iedereen die op de een of andere manier links is en iedereen die niet ten oorlog wil met al die dingen. Die geen roep horen naar het front. Heel concreet is hij daarin niet, maar we kennen het lijstje al langer.
Ik vraag me af wat de bron is van die roep. Ik vrees dat het schandaal groter is dan dat Baudet woorden leende van de nazi’s, ik vrees dat hij er iets angstaanjagend wezenlijks mee bedoelt, want ik vergis me of ik zie niet waar die roep anders vandaan komt: uit dat boreale volk van hem. En dan bedoel ik meer precies uit het bloed van dat volk, dat opnieuw val trapt van die walgelijke mystiek van lichaam over geest, van de wil over het denken. Emmanuel Levinas schreef, niet later dan 1934: ‘mysterieuze roep van het bloed, het appèl van erfelijkheid en de geschiedenis waarvoor het lichaam dient als een enigmatisch voertuig, verliezen het karakter van problemen waarvoor het vrije, soevereine subject een oplossing biedt.’ Wie nog denkt, die verloochent die roep; alleen zij die de roep horen naar het front zijn echte mensen. De titel van het essay van Levinas: De filosofie van het Hitlerisme. Ja die vergelijking is heftig, al wist Levinas in 1934 niet wat wij nu weten en is dat ook de vergelijking die ik maak; de trein rijdt nog niet. Maar het fluitsignaal klinkt al, in verte.
Baudet is eerder ijverig nooit tot de pointe te komen.
Dat zat in mijn hoofd, op 21 maart van dit jaar, en dat lijstje van mensen die de roep van het bloed zouden verloochenen. Het lijstje is bekend, en dat komt dan weer wel omdat we het eerder hebben gehoord, maar nu het weer was uitgesproken ging mijn hoofd ermee aan de haal. Eén voor één ging ik de categorieën langs en één voor één zag ik de mensen van wie ik houd in die doosjes vallen. Ik stelde me voor ze kwijt te raken. Ik vergat mezelf. En zo maakte ik mezelf bang, niet alleen voor wat deze types dan ook van plan zijn maar vooral dat ze mij zullen vergeten, dat ik alleen achter zal blijven.
Je moet niet te veel conclusies verbinden aan vaagheid, denk ik vaak, maar het lijkt daar juist om te gaan voor Baudet: hij is eerder ijverig nooit tot de pointe te komen. Of het te verpakken in zulk bloemrijk taalgebruik dat het altijd nog een, vaak vooral pedante poging tot bellettrie kan zijn – maar dat is het verwijten nauwelijks waard (en zeker voor mij niet). Dus komen we altijd weer uit bij dat zinnetje van Nijhoff: ‘Er staat niet wat er staat, lees maar.’ In mijn ervaring, goed, en volgens de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, duikt altijd ergens de mystiek op als het over ontologie gaat en dat is niet toevallig: de filosofie is bezaaid met mystieke verbanden tussen lichaam en geest, tussen de denkende mens en het mensdier, tussen Bloed en Volk. Dat is ook waar Levinas op wees met dat roepende bloed en ik hoor Baudet over niks anders praten, met zijn Volk en Beschaving en het ‘front’, waar hij ‘naartoe is geroepen’.
Maar juist daarom heeft het geen zin om tegen mensen als Baudet in te gaan met verstandelijke argumenten. Hij weigert te denken. Ik bedoel écht denken, voor jezelf en zonder ooit te vergeten dat elk mens er één is en niet meer of minder dan dat: een mens, even kostbaar als elk ander, vrij en verantwoordelijk voor niemand anders en het bezit van niemand anders, niet van een volk of een leider en al helemaal niet van leiders die denken dat je er niet bij hoort, dat je het niet waard bent.
Ik wil geen tijd verspillen aan de vraag of Baudet een fascist is.
Racisme, schreef Levinas ook nog, gaat niet in tegen een bepaald politiek systeem of idee of ideologie, maar tegen de menselijkheid zelf. Denken dat er zoiets bestaat als Übermenschen, een eenheid van bloed, denken en handelen, maar ook al dat metafysische gezwets over lichaam en geest, ‘ik denk dus ik ben’, is hetzelfde als zeggen dat er nog iets anders is, mensen die er niet helemaal bij horen. Vijanden, Anderen, onbeschaafden, asocialen, buitenlanders, moslims, Joden, staatlozen, vluchtelingen, gedeporteerden, kampbewoners. Alsof er mensen zouden zijn die geen mens zijn, alleen zodat wij kunnen zeggen dat wij dat wel zijn – wij, leden van dat mystieke verbond ‘mensheid’.
Maar voor fascisten is dat de hoogste waarheid. Totdat de Lebensraum die ze nodig hebben voor hun naar het front geroepen Volk ten koste gaat van een volksloser Raum voor al die anderen. Nee, dat heeft Baudet niet gezegd, dat was Adolf Hitler, op een geheim congres waar hij de grootste doodsmachine uit de geschiedenis besprak. Want hoe grof die vergelijking ook klinkt, het is geen 1934 en ik weet wél wat Levinas toen nog niet wist: Auschwitz was echt. Dát is de uiterste consequentie van dit denken: treinen, kampen, dood.
En toch wil ik geen tijd verspillen aan de vraag of Baudet een fascist is, of een nazi of hoe die types ook mogen heten. Het laat hoogstens zien wat ons te doen staat. En dat alles zit al het thema van deze avond: ontologie, een samentrekking van onto en logos, zijn en woord. Ontologie is de plek waar die twee ooit zijn gescheiden en daarmee ook de mens en de niet-mens, alleen om verbonden te worden door allerlei metafysisch gedoe en pratend bloed. En nu de mystieke roep van het bloed weer klinkt is niets urgenter dan dat serieus te nemen: elk mens is er één, even kostbaar als ieder ander.
Beeld: chris riebschlager via Flickr.