'Naarmate die vakantie vorderde, begon ik die ‘niet’ te bezien in het licht van een oude angst die soms omhoogkomt. Wanneer namelijk mijn vriendin zei: ‘dat is een lantaarnpaal’ en ik zei ‘niet’, begon ik me af te vragen of we inderdaad wel dezelfde lantaarnpaal zagen.' In deze column schrijft Anne Schepers over het woord 'niet' en de gevolgen die het kan hebben voor een discussie.
‘En dat hele gender-gedoe, daar is hij dus ook tegen.’
In de sprinter naar Amsterdam Centraal volg ik een luid gesprek tussen twee vrouwen.
‘Ja, echt,’ knikt de vrouw links, met gewatteerde blauwe jas en kortgeknipt haar. ‘Vaccinaties was hij natuurlijk al tegen. Nu is hij ook tegen abortus. Daar vind ik dan toch wel wat van.’
‘Weet je wat ik zo knap vind?’ De vrouw rechts, met halflang roodgeverfd haar, zit aan de overzijde van het gangpad. Ze buitelt over de woorden van haar reisgenote heen. ‘Dat hij dat dúrft te zeggen. Dat hij tegen de gangbare mening in durft te gaan. Want iedereen zegt: het zit zo,’
‘Ik lees nu een boek over empathie,’ onderbreekt de vrouw in het blauw. Ze grabbelt woest in haar tas. ‘Wij leren dat aan als we jong zijn. We worden gedrild om altijd beleefd te zijn, ja en amen te zeggen. Omdat we vrouwen zijn moeten we makkelijk zijn. Weet je hoeveel last je daar later van hebt?’
De vrouw met het rode haar steekt twee middelvingers op. ‘Makkelijk, gatver. Vroeger was ik zó makkelijk. Altijd maar makkelijk.’
‘Terwijl,’ vervolgt de ander, ‘als mijn zoontje op de iPad zit en we hebben bezoek, dan zeg ik hem dat hij de visite netjes gedag moet zeggen. Als kind haatte ik dat: dag mevrouw, dag meneer. En nu vraag ik het zelf van hem. Hij is zó eigen, waarom laat ik dat niet zo?’
De angst omvat dit: ik zit gevangen in mijn eigen hoofd en kan alleen door mijn eigen ogen naar buiten kijken. Zo zal ik nooit weten of ik echt hetzelfde zie als iemand anders
De trein stopt, het gesprek valt even stil terwijl de vrouwen opstaan om de mensen naast hen uit de trein te laten. Op het perron begint de omroepstem te spreken. Ik staar naar het perron en mijn gedachten dwalen naar een tienervakantie in Valencia, waar mijn vriendinnen en ik ons een week lang vermaakten door op elke simpele constatering te antwoorden met ‘niet’.
‘Die bus is blauw.’
‘Niet.’
‘Ik plas zowat in mijn broek.’
‘Niet.’
Enzovoorts.
Naarmate die vakantie vorderde, begon ik die ‘niet’ te bezien in het licht van een oude angst die soms omhoogkomt. Wanneer namelijk mijn vriendin zei: ‘dat is een lantaarnpaal’ en ik zei ‘niet’, begon ik me af te vragen of we inderdaad wel dezelfde lantaarnpaal zagen.
De angst omvat dit: ik zit gevangen in mijn eigen hoofd en kan alleen door mijn eigen ogen naar buiten kijken. Zo zal ik nooit weten of ik echt hetzelfde zie als iemand anders. Die blauwe bus kan blauw zijn, maar misschien is wat mijn vriendinnen daadwerkelijk als blauw zien voor mij wel de kleur bruin en andersom.
De ‘niet’-grap werkt het beste wanneer het een dichotomie betreft. Tijdens mijn studie politicologie ontaardden de discussies met een werkgroepgenoot die later FvD-kopstuk zou worden bijna elke week in geschreeuw, tot we ze terugvoerden tot één simpele dichotomie: hij vond dat de witte cis-man historisch gezien terecht superieur was aan mensen van alle andere genderidenteiten en huidskleuren, en ik vond van niet. Hieruit volgden twee zulke verschillende percepties van de wereld dat alle verdere discussies die we voerden zinloos waren: ze voerden altijd terug op deze welles-nietes.
Mijn oude angst wordt groter wanneer het onderwerp geen duidelijke tegenstelling bevat. Zo zijn er genoeg mensen die zich niet thuis voelen bij de indeling man of vrouw. Gelukkig kunnen we als mensen meerdere dingen tegelijk voelen en denken, die soms ook nog eens tegenstrijdig lijken aan elkaar. De aanhoorder kan hiermee twee dingen doen: ofwel ‘niet’ zeggen, zich er vanaf keren en het gender-gedoe noemen. Of je doet toch een poging door de ogen van de ander te kijken. Dan ontstaat context, nuance, voortschrijdend inzicht.
Wie meegaat in het narratief tegen vaccins en zelfbeschikking over de lichamen van vrouwen en queer personen, doet in essentie alle twee. Enerzijds accepteer je dat er iets anders aan de hand kan zijn dan je wordt voorgehouden. Anderzijds kom je niet verder dan de tienergrap: iemand vertelt je dat abortus een persoonlijk besluit en complex rouwproces omvat, je antwoordt met ‘niet’ en gaat verder met je dag.
Maar hetzelfde geldt voor iedereen die een anti-vaxxer wegzet als gek. Met wie gek is hoef je namelijk niet te praten. Daarmee zeg je ook ‘niet’, terwijl de tegenvraag juist moet zijn: ‘waarom?’ Hoe is iemand tot de gedachte gekomen, wat is de context? Waar komt het wantrouwen vandaan? De antwoorden op die vragen zijn een stuk interessanter dan alle manieren waarop je iemand voor gek kunt verklaren.
Hieruit volgden twee zulke verschillende percepties van de wereld dat alle verdere discussies die we voerden zinloos waren: ze voerden altijd terug op deze welles-nietes
De treindeuren sluiten en we trekken zachtjes op. De twee vrouwen vervolgen hun gesprek. Ze zitten nu naast elkaar in een zitje van vier. Het staat op een kleine verhoging en vormt daarmee een podium voor mijn medereizigers en ik.
‘Annie M.G. Schmidt heeft een liedje geschreven, speciaal voor ons en voor je zoon,’ zegt de vrouw met het rode haar en ze kijkt even de coupé in om te zien of ze de aandacht heeft. ‘Ik wil niet meer! Ik wil niet meer!’ schettert ze, ‘ik wil geen handjes geven!’
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer.
Nee, nooit meer in m'n leven! –
Een heldere pling en druk op mijn oren: met hulp van de noise cancelling-optie op mijn oortjes sterft het gezang weg. Door de ruit van de trein staar ik naar de vervormde flatgebouwen, maar ik zie het zoontje van de blauwe vrouw voor me. Hij staart strak naar zijn iPad terwijl het bezoek breed armenzwaaiend door de kamer danst in een poging hem gedag te laten zeggen. Zijn moeder stapelt de vieze koffiekopjes van de salontafel op in haar handen. De jongen zegt het bezoek geen gedag: dat hoeft niet van zijn moeder. Maar wat doet hij dan wel? En welke les trekt hij hieruit, behalve dat mensen die zijn comfort komen verstoren raar zijn en geen aandacht verdienen?
Anne Schepers (1993) is schrijver. Ze werkt momenteel aan haar tweede boek, Het recht te vergeten. Eerder was ze journalist voor De Correspondent, EenVandaag en Buitenhof en publiceerde ze meerdere korte verhalen. Haar debuutroman De daden, over opgroeien in een achterstandswijk, is in 2023 uitgekomen bij Lebowski Publishers.
Anne Stalinski is een illustrator en cartoonist die graag tekent over de onvolkomenheden van het dagelijks leven. Ze woont in het hoge Noorden en laat elke kamerplant doodgaan (niet bewust!!).