Redacteur Daan Steinebach bezocht op het Forum of Live Art Amsterdam de performance Emo Girl (Astrit Ismaili). Een sensuele voorstelling die al snel aan het denken zette over kwetsbare identiteit en inclusiviteit.
Het licht gaat uit in de hoge, witte bovenzaal van kunstenaarsocieteit Arti et Amiticiae in Amsterdam, in het midden van de zaal zitten negen mensen met de ruggen tegen elkaar in een kring. Ze huilen. Stil, zonder drama lopen tranen over de wangen van de performers, soms is er een snik te horen, niet meer dan dat. Natuurlijk moet ik ook, huilebalk die ik ben, onverbeterlijk. De eenzaamheid, depressie, suïcidaliteit, het ongestraft kwetsbaar willen zijn, te zingen en te dansen: ik ga helemaal mee.
Kwetsbaar waren ze, de performers van Emo Girl op FLAM VIII (Forum of Live Art Amsterdam) in hun kleurrijke outfits, zoals ze allemaal ergens tussen de genderbinaire zweven: een rechte rok boven harige benen, veel pumps en navels. Een poppy musical van de Kosovaarse performancekunstenaar Astrit Ismaili, die de kwetsbaarheid uitbeeldt die gegeven is met die identiteit. En ik, wit, cis, man, zat een beetje naar ze te kijken. En mee te janken.
‘If you don’t wanna work now, how you, how you are ever gonna be star?’
Er was een scène waarin de performers verspreid over de zaal ieder mechanisch seksuele handelingen uitvoerden: er werd gepijpt, geneukt, gelikt aan en met onzichtbare lijven. Klanten misschien? Het was eenzaam en onpersoonlijk, niet eens een beetje vies en in de verste verten niet geil. Het was de harde werkelijkheid van harde seksualiteit, depressie en suïcidaliteit. Maar als Emo Girl zingt dat ze niet meer wil, werken en zelfs zijn, geeft het koor antwoord: ‘If you don’t wanna work now, how you, how you are ever gonna be star?’ Zelfs nu ze een kind heeft is Emo Girl nog eenzaam.
‘I, oh I,’ zingen ze steeds.
‘I’ is Emo Girl, dat zijn die negen dansende lijven in een zaaltje in Arti, het publiek dat meesnikte. Ik was vast niet de enige die zich liet meeslepen. De toon was in de eerste plaats licht, zoals gezegd, pop, de choreografie door al die kleur heel aanstekelijk. De heftigheid van het verhaal, van die momenten waarin de groep uiteen viel en emotie de zaal overnam, vielen in het niet bij de kracht en vrolijkheid van Emo Girl.
Ik moest daadwerkelijk slikken bij die huilscène, maar was dat echt mijn verdriet?
Maar wacht even: ik werd dan wel meegenomen door het verhaal, maar het is niet mijn verhaal. Ik kan inderdaad niet voor anderen spreken, en omdat ik een witte cisman uit West-Europa ben al helemaal niet voor de verschillende uitingen van kwetsbare identiteit die daar door de zaal van Arti dansten. Ik sta daarbuiten, hoezeer ik me ook mee kan laten slepen door hun performance, hoe betrokken ik ook ben, ik vind zelf niet dat ik het recht heb nu, achter mijn laptopje, me alsnog dat verhaal toe te eigenen. Ik bedoel: ik moest daadwerkelijk slikken bij die huilscène, maar was dat echt mijn verdriet?
Aan de andere kant gaf de performance zelf geen antwoord op wie Emo Girl dan wel is. Negen lijven, negen identiteiten, negen individuen. Zelfs in de uitvoering, hoewel zeer strak, hoefde niemand te veinzen iets anders dan zichzelf te zijn: er waren professionele dansers die minder vaak zongen en andersom, en dat was te zien. Maar in plaats van storend was dat kwetsbaar en persoonlijk, gaf het werkelijkheid aan het verhaal. Ook dat is diversiteit.
Ik danste – waar rampzalig genoeg beelden van zijn. Maar het voelde goed.
Het was misschien niet alleen de melodie en de herhaling ‘I, oh I’ uit Emo Girl die maar door mijn hoofd bleven galmen. Iedereen is een ‘ik’ en daarom kwetsbaar. Het moeilijke aan het bezit van een kwetsbare identiteit – ik bedoel iedereen van vrouwen tot transseksuelen en alle anderen die op de een of andere manier buiten de rigide lijnen van de genderbinaire vallen of kwetsbaar zijn – is dat ‘ik’ een probleem wordt, dat niemand naar je luistert en dat het je alleen maar kwetsbaar maakt. Dat we in een wereld leven waarin, als er gesproken wordt over ‘iedereen is een ik’ (zeker uit de mond van witte mannen zoals ik), zij niet bedoeld worden, maar andere witte mannen. Daarom betekent het iets anders als Astrit Ismaili en zijn performers het zingen en daarom moet ik uitkijken het me niet alsnog toe te eigenen.
Als zij het zingen gaat het wel over hen en is het wel inclusief. En toch ook weer over mij. Het einde van de performance was een grote, vrije dans door de ruimte en het publiek deed mee. Dansen, zingen, klappen: inclusiever en vrijer kon het bijna niet. Ik danste – waar rampzalig genoeg beelden van zijn. Maar het voelde goed. Meer nog dan met moeilijk te vinden woorden kan een performance als die de ruimte geven aan stemmen die niet vaak te horen zijn, om te luisteren en te beseffen dat, inderdaad, iedereen een ‘ik’ is. Kwetsbaar, individueel en toch samen en o zo krachtig. Zo dansten we de zaal uit, de trap af, de nacht in.
Beeld: Thomas Lenden FLAM festival 2018
Een nieuwe performance van Astrit Ismaili is te zien op 7 december bij Kunstverein in Amsterdam.