In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Daan Steinebach verder met de famous last words van Dorien Dijkhuis.
Zelfs de kinderen, die toch altijd al behoorlijk sprankelen, stralen als sterren. Ik geef me over. Tranen rollen langzaam over mijn wangen. Het Gregoriaans – ‘Da pacem domine/in diebus nostris/quia non est alius’ – heeft me gebroken. God is misschien de laatste die je in deze door god verlaten wereld om vrede kunt vragen.
Ik was alleen op zoek naar een beetje stilte. Oorlog is lawaai. Niet alleen van het monster zelf, geweren en bommen, maar ook van mensen; schreeuwen, huilen, krijsen. De chaos verplaatst zich door de lucht. Het klooster, waar eeuwen monastieke stilte de dienst uitmaakte heeft nu meer weg van de Albert Cuypmarkt op zaterdag, maar dan in twintig talen. De Albert Cuyp van voor de oorlog, voordat Amsterdam een grote modderpoel werd.
Ik was op een van de houten banken gaan zitten en staarde naar de attributen van de voor mij vreemde religie. Het is toch mysterieus: het houten lichaam van die verlosser dat zo levenloos boven alles zweeft, een gruwelijk symbool, het goud van het tabernakel, waar datzelfde lichaam in zou zitten, maar dan in de vorm van brood.
Ik moest denken aan wat een oude schrijver ooit tegen me zei: ’Uiteindelijk zijn alle schrijvers katholiek. Als je kunt geloven dat jouw verzonnen held zijn grote liefde copuleert, dan kun je ook geloven dat wijn in bloed verandert als de priester dat zegt. Dan zegt de priester, om te verklaren wat niet kan: mysterium fideii. Het mysterie van geloof is hetzelfde als het mysterie van de taal.’
Dat was in Amsterdam geweest, op het kantoor van de uitgeverij waar we allebei aan een lange tafel op een redacteur zaten te wachten. Er had ook nog een redactrice aan die tafel gezeten, gebogen over een manuscript, maar die leek ons niet op te merken.
Kort daarvoor had ik een verhaal gepubliceerd over een schrijver die zich bekeerde, niet om geloof, maar om een punt te maken. Het atheïsme begon in die dagen steeds militanter te worden en dat beviel me niet. Het stonk naar een laatste stuiptrekking van een beschaving op weg naar zijn eigen ondergang.
Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat ik zomaar zelf was gaan geloven. Dat leek me wat drastisch, alleen om mijn gelijk te halen. De oude schrijver had zijn hoofd geschud. ‘Schrijven is een daad van geloof, daar kom je nog wel achter.’
Ik had niet echt geluisterd en een grap gemaakt over echte copulatie en dat die, ik beloofde het hem, toch beter was dan nepbloed. De redactrice had gelachen. Dat was wat ik me herinnerde van die hele gebeurtenis, die lachende ogen, die me nog zo vaak en van veel dichterbij aan zouden kijken.
Maar nu, midden in de chaos is het anders. Alles wat toen zo echt leek is nu onvoorstelbaar geworden. Amsterdam, die ogen (au, die ogen), de uitgeverij, de Prinsengracht: allemaal definitief verpulverd. Maar de woorden van de oude schrijver, toen abstract en belachelijk, zijn nu helderder dan ooit. Het mysterie van de taal, dus toch?
Ik blijf zitten, het wordt donker en nog veel stiller. Het klooster slaapt. Heel in de verte klinkt de oorlog, die slaapt nooit. Ik blijf zitten in mijn kleine stille wereld en luister naar de orde die heerst in de afwezigheid van geluid. Nog precies zo zit ik er als de kapel de volgende ochtend volstroomt voor de mis en de leegte van de nacht plaatsmaakt voor de stilte van geloof. Plechtige handelingen: brood wordt lichaam, wijn bloed en de lichamen in de banken worden mens. Het koor zingt, kinderogen kijken me aan, ‘da pacem domine’, de ogen stralen, ik breek. Ik huil en ik blijf huilen, als een kind alleen op de wereld.
Over drie weken borduurt Emma Stomp verder op Daans laatste zin.

Daan Steinebach (Utrecht, 1995) is schrijver en begint het liefst over alles een discussie. Hij studeert internationaal recht, eerder Nederlands recht en filosofie.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.