In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Fenna Riethof verder met de famous last words van Eline van Wieren.
's Avonds slapen we in hetzelfde bed zonder elkaar aan te raken. Dat gaat nauwelijks; het bed is niet bedoeld voor twee mensen die elkaar niet aan mogen raken. We liggen roerloos op onze zij, geforceerd gestrekt als houten tekenpoppen, gezichten naar elkaar toe gedraaid. Je ruikt naar kolen.
’s Ochtends zit je schuin tegenover me aan het ontbijt op de veranda en vraag ik me af of alle anderen je minuscule glimlachje ook zien of dat ik de enige ben omdat ik je gezicht zo goed ken, en of je aan vannacht denkt als je me aankijkt en zo ja, waaraan dan precies (mijn gezicht, ogen, imperfecties, misschien iets wat ik in mijn slaap heb gedaan?) en dan schaam ik me ineens een beetje.
‘s Middags maken we met de redactie een wandeling door de glooiende velden – twee aan twee als een basisschoolklas onderweg naar gym, zit ik tot mijn spijt vast aan Steffie van sales, tel ik elf gekruisigde Jezussen en drie campings tussen de velden met bruin-witte runderen, loer ik steeds naar jouw jongensnek en vibreert uiteindelijk mijn smartwatch: ik heb een persoonlijk recordaantal trappen beklommen.
Later heb ik corvee en snijd ik de cherrytomaten per ongeluk in plakjes in plaats van partjes zoals Maike had bedacht, word ik bestraffend toegesproken terwijl ik door het raam toekijk hoe jij staat te pingpongen, moet ik janken op de plee, app ik Kas dat ik hem mis. Hij mist mij ook. Bij het kampvuur zitten jij en ik dij aan dij (onschuldig want iedereen doet het), zeg jij plompverloren dat je samenwoont, antwoord ik dat ik ook aan mijn geliefde vastzit maar dan anders, voel me schuldig, loop weg, app Kas of-ie mijn baby daddy wil worden.
’s Avonds slapen we weer in één bed zonder elkaar aan te raken, maar deze keer lig ik er eerst in en kom jij erbij en zijn we niet in jouw maar mijn krakende slaapkamertje, opnieuw kijken we elkaar aan zonder dingen te overwegen.
‘s Nachts als ik wakker schrik weet ik even niet waar ik ben en wie jij bent, staar ik naar je marmeren gezicht, negeer kramp, bedenk wat Kas zou zeggen als hij me hier zo zag en sta op het punt om naar mijn eigen bed gaan tot er gegiechel op de gang klinkt.
’s Ochtends hink je in je broek, houd je het shirt aan dat je gister droeg en vannacht aanhield – misschien om het mij het makkelijker te maken – en zie ik je aan de ontbijttafel weer.
‘s Avonds vlei ik me tegen Kas aan die me gemist heeft en absoluut mijn baby daddy wil worden en zie ik voor me hoe jij met jouw geliefde in een bed ligt dat van jullie samen is en ruik ik dat Kas naar Kas ruikt. En dan dringt het door: dat het wel goedkomt met me.
Over drie weken borduurt Job Kramer verder op Fenna's laatste zin.
Fenna Riethof (1992) is freelance journalist en boekverkoper in de Literaire Boekhandel Lijnmarkt, waar soms nog een exemplaar van 111 plekken in Utrecht die je gezien moet hebben (2016) over de toonbank gaat: de stadsgids die ze met Henny van der Eng schreef. In 2015 ging Fenna mee op Das Mag Zomerkamp en sindsdien zijn haar verhalen op diverse literaire platforms verschenen. In 2017 stond Fenna in de finale van WriteNow!. Ze maakt deel uit van de Lebowski Talent Pool.
Eline Schipperen is in het dagelijks leven enorm gefascineerd door de mens. Waarom doen we wat we doen? En wat heeft dit voor invloed op de samenleving? Als illustrator verwerkt ze deze fascinaties in haar werk.