De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Het populisme van Trump en Wilders gaat verder dan een generiek, onbestemd onderbuikgevoel, stelt Jules Roosenboom.
De Amerikaanse presidentsverkiezingen waren, zoals ze het zelf zouden noemen, een train wreck. In Nederland stevenen we, als we de peilingen moeten geloven, af op een klinkende overwinning van Geert Wilders. Vergelijkingen tussen het populisme in de Verenigde Staten en in Europa worden volop getrokken, maar blijven ook oppervlakkig. Er is, volgens de analisten, in beide gebieden een boze massa met een onbestemd onderbuikgevoel, maar daar houdt het meestal op.
Wie dieper graaft, ziet opmerkelijke geografische en sociaaleconomische parallellen tussen de populistische neigingen in de VS en die in ons eigen land. Zo is het opvallend dat Trump veel populariteit oogstte in de Amerikaanse rust belt, ooit het hart van de maakindustrie, terwijl de ideeën van Wilders gretig aftrek vinden in de voormalige Oostelijke Mijnstreek in Zuid-Limburg. In beide gevallen gaat het om gewezen industriegebieden die door economische factoren verloederd en verarmd zijn. Maar een puur economische benadering schiet te kort om te verklaren waarom men in gebieden zoals deze massaal voor populistische kandidaten kiest.
In de industriegebieden zagen veel mannen hun status als noeste staalarbeider sneuvelen
De kiezers komen namelijk ook af op de ideologische of culturele standpunten van Trump en Wilders. Wilders hamert bijvoorbeeld vooral op het behoud van de Nederlandse cultuur; de sociaaleconomische positie van zijn achterban komt op de tweede plek. Trump legt een sterke nadruk op vermeende Amerikaanse waarden en handelt tijdens zijn presidentschap waarschijnlijk zelfs tegen de belangen van zijn kiezers in: het uitkleden van Obamacare en het op de schop nemen van het belastingstelsel zou vooral de onderklasse schade toebrengen.
De populariteit van Wilders en Trump in voormalige industriegebieden, moet eerder gezocht worden in de boosheid vanwege verloren status. In de industriegebieden van Amerika zagen veel mannen in de laatste helft van de vorige eeuw hun status als noeste staalarbeider sneuvelen tijdens de oliecrisis in de jaren 80. Een vergelijkbare ontwikkeling deed zich voor in Zuid-Limburg. Steden als Kerkrade en Heerlen voeren wel bij de florerende mijnindustrie die werk verschafte aan grote bevolkingsgroepen. Meer nog: ze verschafte veel mensen status. Mijnwerkers stonden hoog in aanzien en kregen een relatief goed salaris vergeleken met arbeiders die bovengronds werkten. Joop den Uyl, in die tijd minister van Economische Zaken, zette in 1965 op drastische wijze een streep door de verheven mijnwerkersstatus door de sluiting van de staatsmijnen af te kondigen.
Zowel in de voormalige oostelijke mijnstreek, als de Amerikaanse rust belt hebben mensen hun status verloren en daar is decennialang niets voor in de plaats gekomen. Zowel de Democraten in de VS als de linkse partijen in Nederland hebben geen alternatief kunnen bieden: geen groot verhaal waaraan deze gewezen arbeidersklasse identiteit of betekenis kon ontlenen. Wilders en Trump zijn handig in dit gapende ideologische gat gesprongen en hebben deze groepen opnieuw een status gegeven. Ditmaal als de verzetsheld die in opstand komt tegen een machtswellustige, corrupte elite die de nationale waarden te grabbel gooit. Zij zijn nu de echte Nederlanders en de echte Amerikanen. Deze vorm van populisme gaat verder dan een generiek, onbestemd onderbuikgevoel.