Tom Kniesmeijer reflecteert op queer activisme en wat literatuur voor hem betekent. 'Er moet gestreden worden én er moet geschreven worden.'
Zat ik zomaar ontroerd in de Balie in Amsterdam. Burgermeester Femke Halsema gaf de aftrap van het Vrijdenkersfestival met een pleidooi voor empathie en tolerantie, Alara Adilow droeg een van haar bekroonde gedichten voor en de centrale gast, auteur Torrey Peters (Detransition, baby), deelde een aantal scherpe observaties. Wat was aangekondigd als een avond over trans literatuur, werd een avond over universele thema’s als hoop, strijd en schaamte. En Selm Merel Wenselaers stal mijn hart.
Als een blok viel ik voor haar. Dat zeg ik niet goed. Ik viel niet en er was geen blok, daarvoor gaven haar woorden te veel stof tot nadenken. Als roze en lichtblauw gekleurde wolken daalden Wenselaers’ gedachten rondom me neer. Ik vond haar inspirerend, hoopvol in haar twijfel en relativering. In twijfel groeit de wereld: groots stond ze daar, achter het katheder. Ze fascineerde me. Ik was jaloers. Zij sprak en ik luisterde, ik wilde net als haar zijn. Haar zijn. Het was een complexiteit die me ontroerde.
In een gesproken column vertelde ze over haar zoektocht en hoe ze zich spiegelde aan het coming of age verhaal van schrijver Édouard Louis: het oncomfortabele kind wiens wezenlijke zelf onderdrukt wordt, tot het naar de grote stad vlucht en een nieuwe gedaante aanneemt. Wanneer Édouard filosoof Didier Eribon ontmoet, imiteert en bewondert hij hem, hij haat hem en heeft hem lief. Wil hem zijn. Allemaal op hetzelfde moment. ‘Precies het gevoel dat ik bij jou kreeg, na het lezen van Detransition, baby,’ besluit Wenselaers, met een grote glimlach naar Peters.
Fotograaf: Viktoryia Kharytonava, De Balie
Wenselaers zelf kwam uit haar geboortedorp via Antwerpen in Amsterdam terecht: ‘Een verlegen Belgisch jongetje dat naar de grote stad verhuist om de vrouw te worden die ze altijd al was.’ De werkelijkheid is er een van twijfel en schaamte. Ze vindt zichzelf een luie trans: ze doet niet genoeg haar best. Op vakantie in New York, veilig ver weg, scoort ze een zwart jurkje en een paar rode pumps en ze bezoekt een trans ontmoetingsplek in een morsige bar. Als ze mannelijke aandacht trekt – ‘Ik was er niet om iemand buiten mezelf te vinden’ – vlucht ze het toilet in, waar ze lieve complimenten ontvangt van andere queer personen. Een transformerend moment.
Gespiegelde geschiedenis
Wenselaers’ woorden wierpen me terug naar 1980, toen ik als beginnend homo stilletjes op mijn studentenkamer in de grote stad zat, en steun zocht in de literatuur. Het ontbrak me aan een voedingsbodem voor mijn nieuwe leven. De woorden van James Baldwin zoog ik op als moedermelk. In Bijna binnen handbereik lag alles besloten wat ik als twintigjarige niet wist over mijn positie in de maatschappij. Dat we als homo’s vooraan stonden in een cultuurstrijd, bijvoorbeeld. Baldwin leerde me welke prijs de tolerantie heeft: je diende je als homo strikt te houden aan de jouw toebedachte rol. In die tijd mocht je kiezen uit twee: óf de gierende lach en gespeelde affecties van entertainer en tv-persoonlijkheid Albert Mol instuderen óf in beeld verschijnen als een eenzame lijder aan homoseksualiteit, waarbij je, om het dreigende geweld van familie, buren en collega’s voor te zijn, onherkenbaar werd gemaakt met een balkje voor je ogen en een vervormde stem. Bovenal was het een dagtaak om volop erkentelijkheid te tonen in contacten met ‘ruimdenkende’ hetero’s.
Ik ontdekte dat er maatschappelijke schaamte besloten lag in de wetenschap dat mijn bestaan zoveel haat op wist te wekken
Hoe mooi om in dat kader Peters te horen vertellen waarom ze juist als trans vrouw een boek over detransitie schreef. ‘Je mag bij Gods gratie oversteken als transgender, maar dan is wél je taak om in je eerste poging de perfectie te bereiken. Dat is niet reëel voor trans personen, en het is niet reëel voor cis personen.’ Bam. Die zat. Ter plekke realiseerde ik me hoe oncomfortabel ik me als cis man altijd voel wanneer ik als zodanig wordt aangesproken. Er lijken voorschriften voor gedrag bij te horen die ik niet goed begrijp of mij minder natuurlijk voorkomen.
Fotograaf: Viktoryia Kharytonava, De Balie
Zowel Wenselaers, Adilow als Peters benoemden hun geïnternaliseerde transfobie en meteen was ik weer terug bij mijn eigen schaamte, iedere keer dat ik als student een ‘Er is hoop’ sticker van een lantaarnpaal trok. Volgens de aanhangers van deze evangelische beweging zou ik als homo nooit gelukkig kunnen worden en zeker sterven aan aids. Ik ontdekte dat er maatschappelijke schaamte besloten lag in de wetenschap dat mijn bestaan zoveel haat op wist te wekken. Er is een onveiligheid die voortkomt uit de gedachte dat je nèt te veel afwijkt van wat men accepteert in de ander. Was ik een ongemakkelijk onderwerp van discussie, een persoon met wie welwillende mensen medelijden moesten hebben van zichzelf? Zittend tussen het publiek in de Balie realiseerde me dat ik best veel van mezelf heb laten zien in mijn leven, maar me ook heb ingehouden. Uitspraken van zowel Wenselaers als Adilow kwamen dan ook hard binnen: eerst schaam je je over jezelf, daarna over het feit dat je dergelijke gevoelens hebt.
Opbloeien in strijd
Er zijn nogal wat mensen met een diversiteitsbeperking: ze bestrijden fanatiek alles wat anders is, om het eigen fragiele zelfbeeld te beschermen. Zij breken af en wij bloeien op. Zo hielden we aan de evangelische tegenwind de jaarlijkse Roze Zaterdag over.
Op dit moment ligt het front van de cultuurstrijd bij de trans wereld. Wetgeving die vanzelfsprekend zou moeten zijn , wordt opgehouden, zoals het zelfbeschikkingsrecht van transgenders bij het wijzigen van de geslachtsaanduiding in het paspoort. Denk ook aan de aangescherpte sekseregels bij sommige sporten en de discussie over de toegang tot hormoonblokkers. Maar de trans literatuur floreert. Schrijvers klimmen op elkaars schouders. Wenselaers vertelde dat ze samen met een opkomende generatie auteurs een WhatsApp-groep is begonnen – een steungroep waar ik best jaloers op ben. Een van de lopende discussies is of je in deze tijd trans auteur kunt zijn zonder activist te zijn. Is het nog wel aanvaardbaar om gewoon iets heel erg mooi te schrijven?
‘O ja, alsjeblieft!,’ schreeuwde het in me. ‘Schrijf! Schrijf mooi, schrijf fel, maar schrijf!’ We hebben allemaal onze eigen strijd te voeren om mens te kunnen zijn. En zolang de wereld niet met empathische blik naar elk individu apart kan kijken, is niemand veilig in deze wereld. Ook ik niet, ook al ben ik, behalve homo, ook cis man, wit en hoog opgeleid.
Literatuur transporteert me naar het leven van een ander en laat me mijn eigen menselijkheid daarin herkennen – een kleine transformatie. De kracht van persoonlijke verhalen brengt ons universeel verder. Er moet gestreden worden én er moet geschreven worden. ‘Starten met een ik en eindigen met een wij’, zo noemde Wenselaers het. Door zichzelf vooruit te schrijven, stuwt ze mij vooruit. De wereld vooruit. Ik kan niet wachten op haar boek. Het is háár boek. Maar het gaat ook over mij.
Fotograaf header: Viktoryia Kharytonava, De Balie
Tom Kniesmeijer is psycholoog en schrijft verhalen en essays. De kronkelingen van de tijdgeest én individuen die afwijken van de norm ontroeren hem. Twee korte verhalen werden gepubliceerd in tijdschrift Proefdruk en Hard//hoofd magazine plaatste zijn essay Vijftig jaar vrijheid van beweging, over discorevolutionair Tom Moulton. Welgemoed werkt hij aan de afronding van zijn eerste roman.
Viktoryia Kharytonava