Het is vandaag Dag 150 van wat in veel media een beetje cryptisch ‘de oorlog in Gaza’ heet. Dat doet natuurlijk geen recht aan het nietsontziende bombarderen van een van de dichtstbevolkte gebieden op aarde, door ‘een van de wreedste, bruutste en meest tirannieke regimes’. Die laatste woorden komen van de vermaarde Israëlische journalist Gideon Levy, die al bijna een halve eeuw schrijft over de Israëlische politiek en de kolonisatie van de Palestijnse gebieden. Lang geloofde hij in een ‘tweestatenoplossing’, inmiddels weet hij beter: er is allang één staat – een apartheidsstaat.
Geen al te optimistische alinea om een artikel mee te beginnen. Daar is ook geen reden voor. Afgelopen donderdag werd de grens van 30 duizend bevestigde dode Palestijnen (van wie bijna de helft kind) in Gaza bereikt. En het eind is bij lange na niet in zicht: voor ruim een half miljoen Gazanen ligt volgens de VN een hongerdood op de loer. Zelfs als elke Israëlische tank, granaatwerper en drone nu in water zou veranderen en elke zandkorrel in graan, zullen nog tienduizenden Gazanen sterven als gevolg van wekenlange honger. Zij zijn, letterlijk, dood op sterven na. Een ‘slachting’, noemt VN-Chef voor Mensenrechten Volker Türk het Israëlische optreden in Gaza.
Vorige week zondag stak de 25-jarige Amerikaanse piloot Aaron Bushnell zichzelf in brand voor de Israëlische ambassade in Washington. Hij liet geen misverstand bestaan over de reden van zijn daad. Hij stuurde op voorhand berichten naar nieuwsmedia (‘Ik ga een extreme verzetsdaad plegen tegen de genocide op de Palestijnen’), liet een testament achter (spaargeld: naar een hulpfonds voor Palestijnse kinderen; kat: naar de buren) en zei in een livestream van zijn actie dat hij weigerde medeplichtig te zijn aan genocide. De video is zo gruwelijk dat je als toeschouwer overblijft met twee opties: wegkijken, óf je durven afvragen wat zo verschrikkelijk kan zijn dat iemand een vlammendood zou sterven als dat een klein beetje verschil zou kunnen maken. Bushnells dood bereikte miljoenen nieuwskijkers, hoewel die van een andere Amerikaanse activist, die in december hetzelfde deed voor een Israëlisch consulaat, grotendeels onopgemerkt bleef. Haar naam is nog steeds onbekend.
‘Wat goed dat je hier bent’, drukte ze me op het hart. ‘Gelukkig zien jonge mensen het verband.’
Terwijl Bushnell zich in Washington opmaakte voor zijn martelaarsdood, stond ik met honderden anderen in Amsterdam bij de herdenking van de Februaristaking in 1941, de grootste verzetsactie tegen de Jodenvervolging in bezet Europa, die de nazi’s met geweld en bloedvergieten beëindigden. De stakers kwamen in opstand tegen ontmenselijking, deportatie, genocide. Voor de gelegenheid had ik een aardig bordje gemaakt: ‘Durf te leren van het verleden, stop genocide’. Leek me best een veilige tekst. Toch ben ik voor en na de herdenking minutenlang uitgemaakt voor ‘linkse rat’, ‘antifatuig’, ‘Hamas-hoer’… De NOS wist gelukkig een mooi shot te maken van het moment waarop ik werd aangesproken door een alleraardigste, oudere dame. ‘Wat goed dat je hier bent’, drukte ze me op het hart. ‘Gelukkig zien jonge mensen het verband.’
Mijn hoop is gevestigd op de activisten en journalisten die het verband tussen toen en nu dúrven te zien en benoemen: apartheid, etnische zuivering, genocide, ofwel medeplichtigheid. Mensen als de vermaarde Russisch-Amerikaanse joodse journalist Masha Gessen. Hen kreeg kritiek nadat hen Gaza had vergeleken met de joodse getto’s in nazi-Duitsland. Gessen (winnaar van de Hannah Arendt-prijs voor politiek denken) deed daar als reactie een schepje bovenop: ‘Het grootste verschil tussen de Gazanen en de joden in de getto’s’, zei hen, ‘is dat de meeste Gazanen nog leven, en de wereld nog iets voor hen kan doen.’
Laten we dat durven.