Het gezicht van de asielopvangcrisis: het is de lachende én vaak betraande Eric van der Burg, de eerste Zomergast van 2024. Deze onlangs vertrokken VVD-staatssecretaris van Asiel werkte jarenlang aan een spreidingswet om vluchtelingen humaner op te vangen, en stemde zelf in met het afschaffen ervan. En die dubbelzinnigheid is kenmerkend voor Van der Burg. Hij toont zich mensenmens met een sociaal hart, die bewust weigert na te denken over het grotere beleidsplaatje.
Biden is net opgestapt, Van der Burg geeft een reactie. Het campagneplan 2025 van Trump? De VS wellicht uit de NAVO? Ach ja, Van der Burg – goed geïnformeerd – wordt er in eigen woorden ‘niet vrolijk van.’ Ditalles zegt hij met een grote glimlach. Dat is de dubbelheid die we wel vaker van hem zullen zien.
Van der Burg is dol op sterke underdogs. Hij opent met een fragment uit de documentaire Merkel (2doc, 2022). Een zeer jonge Merkel spreekt daarin over ‘gelabeld worden.’ In sneltreinvaart volgen tv-fragmenten die dat onderstrepen. Praatprogramma’s met onuitstaanbaar neerbuigende vragen ‘Hoe voel je je, nog onwennig?’ (ze is dan al een jaar bezig), vragen over make-up, over haar privéleven, haar moeder die wordt opgevoerd om te zeggen dat ze hopelijk ‘gewoon blijft.’ Tenslotte een oud-minister, over de ene keer dat Merkel gehuild heeft in het openbaar, dat kon niet, ‘eine Schwäche.’
De open deur dat Van der Burg voor zijn huilen juist wél geprezen wordt – de ironie dat vrouwelijke publieke figuren daarover worden afgebrand als ‘emotioneel’ – die trapt Van Ingen niet in, dat doet Van der Burg zelf wel. Van der Burg huilt regelmatig, zoals laatst, bij zijn teleurstelling over het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet. Over tranen zegt hij: ‘Wees blij dat politici besluiten nemen die hen raken, en dat het niet gewoon een klus is.’ Het is de vraag echter of emotie tonen over je dossier genoeg is. Van der Burg geldt als een minder rechtse ‘liberaal’ – gebruikt zelfs termen als ‘ik als witte man’ en ‘de Nederlandse koloniale geschiedenis’, is een voorvechter van homorechten. Maar: ondanks zijn tranen stemde Eric van der Burg wel in met datzelfde hoofdlijnenakkoord dat zijn spreidingswet schrapte. Hij tekende ook geen protestbrief.
Van der Burg: ‘Ik zit hier niet om campagne te voeren. Ik wil het over leiderschap hebben, en ik wil minder polarisatie.’ Die woorden zijn cru, aangezien Van der Burgs partij juist is verweten de polarisatie in de hand te werken, door in een kabinet te stappen met extreemrechts. Presentator Peter van Ingen gaat niet in op deze dubbelzinnigheid, maar gaat naar het persoonlijke, psychologische. ‘Wat zou jouw moeder over jou zeggen?’ Van der Burg is van standpunten veranderd, maar dezelfde gebleven, zegt hij. Van der Burg, de kameleon.
Het tweede fragment toont de twee schippers van de Kameleon in de gelijknamige kinderfilm (2003). Enkele nostalgische herinneringen volgen: ‘Elke keer lijkt de Vaart kleiner dan ik het me herinner. Je maakt in je herinneringen ook dingen groter.’ De feilbaarheid van het geheugen en ons oordeelvermogen – het is een thema dat Van Ingen niet aansnijdt. Dan probeert Van Ingen wat jeugdtrauma los te peuteren omtrent de scheiding van Van der Burgs ouders. Hij krijgt nul op het rekest. Het lijkt erop dat Van der Burg bereid is om kwetsbaarheid te tonen, maar wel alleen geregisseerde kwetsbaarheid.
‘Het onderschatten van mensen, het uitgaan van vooroordelen, zo ging het ook bij Angela Merkel.’
De documentaire ‘Dutch Approach’ (Dokwerk, 2000) is het volgende fragment. Dit gaat over de treinkaping in Wijster en de gijzeling op een basisschool in Bovensmilde in de jaren ’70 door Molukse Nederlanders. Zij eisten hulp bij terugkeer naar hun eigen, op te richten Molukse staat – dit was door de Nederlandse regering toegezegd. De Dutch Approach is een beruchte term: deze toen zo geroemde aanpak van de Nederlandse overheid bij gijzelacties, was ooit internationaal een voorbeeld. Namelijk: negeren, niet in gesprek gaan, de situatie oneindig rekken tot de bezetters opgeven (met alle gevaren van dien). Kennen we dit ergens van? De parallellen met Israël-Palestina, of, dichter bij huis: de recente universiteitsprotesten, worden niet getrokken. De documentaire is verrassend genuanceerd: het schoolhoofd is mild over de bezetters, de bezetters vertellen dat ze de kinderen lief vonden, ‘een oogappel.’ Saillant detail dat niet besproken wordt: de ‘Dutch Approach’ werkte niet. Het uitrekken van de gijzelsituaties leidde juist tot een escalatie van geweld: de gijzelnemers executeerden trein-inzittenden, er kwam een nieuwe kaping die met een bloedige inval door de staat werd neergeslagen.
Heeft Van der Burg begrip voor deze actie, vraagt Van Ingen? ‘Nee, er zijn schoolkinderen van toen die er nog steeds last van hebben.’ Wat hem wel spijt: ‘Dat wij Molukkers naar Nederland hebben gelokt met die belofte: je blijft tijdelijk.’ Van der Burg steekt de hand in de eigen boezem als ‘Nederlander’, maar is het genoeg? De Nederlandse schoolkinderen ziet Van der Burg als mensen van vlees en bloed: met trauma’s, en recht op een goed herstel daarvan. De Molukkers blijven in zijn sympathie toch van bordkarton: de overheid behandelde ze oneerlijk, geeft hij toe, maar ze hadden hier in Nederland ook spijtig genoeg niet moeten zijn. Of zij ook dromen hebben of nachtmerries, lijkt ondergeschikt.
Van der Burg: ‘Het doel heiligt niet altijd de middelen.’ En dat van een man die regelmatig over zijn schaduw heenstapt. Van der Burg, voorstander van humane opvang, werkte ook samen met zijn goede vriendin Yesilgöz aan illegale detentiecentra. Daarmee werden vluchtelingen zonder overtreding te hebben begaan vastgehouden, met een avondklok. Je zou het de Dutch Approach kunnen noemen.
Van der Burg vervolgt met Legally Blonde (2001), ‘Ik ben van de feelgoodfilms.’ Deze film omarmt misschien wel het liberale ideaal in een notendop: een onwaarschijnlijke underdog (blond modepopje Elle Woods) werkt zich op tot advocaat en wint een rechtszaak met haar ‘vrouwelijke’ kennis (van haarpermanentjes, in dit geval). ‘Het onderschatten van mensen, het uitgaan van vooroordelen, zo ging het ook bij Angela Merkel.’ Merkel werd, vanuit Oost-Duitsland om haar vrouw-zijn, op een relatief minder zware post (jeugdzaken) gezet, en heeft haar politieke tegenstanders die haar onderschatten uiteindelijk overrompeld. Van der Burg concludeert: ‘Als je last hebt van vooroordelen, gebruik dan de vooroordelen die anderen over je hebben, tegen ze.’ Kortom, heb je last van discriminatie: use what you got. Als de wereld toch eens zo simpel was. Van Ingen vraagt niet door naar de politieke consequenties van bijvoorbeeld systematische discriminatie, maar houdt het veilig op het persoonlijke: ‘Ben jij zelf wel eens onderschat? Heb jij je collega Dilan Yesilgöz onderschat?’ Overbodig, want het is algemeen bekend dat die twee vrienden zijn en dat Van der Burg haar graag als premier ziet.
Eric van der Burg lijkt zo meer een mensenmens dan een principesmens.
De Bijlmerramp, het volgende fragment (NOS, 1992), trof Van der Burg politiek én persoonlijk. Als stadsdeelraadslid in Amsterdam-Zuidoost was hij direct ter plaatse. Zo sprak hij er een moeder die net drie kinderen had verloren. ‘Die was niet eens meer in staat om te denken.’ Van der Burg is oprecht begaan met Zuidoost, kent zijn feiten: in de Bijlmer wordt minder beroep gedaan op jeugdzorg dan in Amsterdam-Zuid. ‘Als mensen niet voor zichzelf kunnen opkomen, moet er een staat zijn die dat doet.’ De stemlozen, voor hen wil Van der Burg er zijn. Hier klinkt een zeer sociaal geluid, uit wellicht zelfs een sociaal hart. Het enige dat nog ontbreekt is ook een sociale ratio, om dit beleid mee uit te voeren. Hoe kan, vraag je je af, deze man dan instemmen met een kabinetsakkoord dat geen extra geld vrijmaakt voor jeugdzorg of stemlozen, en de halve Bijlmer als niet-Nederlands beschouwt? Dat ‘jawoord’ deed Van der Burg niet met het hoofd, (‘Ik zat daar en ik wist het niet, ik wist het niet’), niet om het beleid, maar vanwege de mensen, zijn dierbare VVD-collega’s (‘Dat was echt door die fractiegenoten!’). Hij doelt hier waarschijnlijk op Yesilgöz, goede vriendin, of misschien Thierry Aartsen, de ultrarechtse VVD-er die hem als eerst troostte toen hij huilde? Eric van der Burg lijkt zo meer een mensenmens dan een principesmens.
‘Was de nazorg na de Bijlmerramp wel genoeg?’ vraagt Van Ingen. Maar aan een echte analyse wagen ze zich niet – geen ratio, wel gevoel. Van der Burg schiet vol van de beelden. Van Ingen ‘ziet dat het hem raakt.’
‘Ik zit met een SP’er aan tafel’ concludeert Van Ingen droogjes.
Dat bestrijdt Van der Burg: ‘Sociale rechtvaardigheid is een van de basisprincipes van het liberalisme. Je moet mensen vrijheid geven, maar dat gaat uit van de gelijkwaardigheid van mensen.’
En wat is die gelijkwaardigheid, wanneer is die bereikt?
‘We leven in een fantastisch land. Je hoort er dus juist te zijn voor mensen die minder hebben in het leven.’
Maar wát dat inhoudt, blijft weeïg en vaag. Wat de oorzaken kunnen zijn van sociale ongelijkheden, wordt niet bevraagd – noch door Van der Burg, noch door Van Ingen. Geen moment reikt het sociale rechtvaardigheidsgevoel verder dan de grens. Van der Burg lijkt oprecht kansen gelijk te willen trekken voor mensen die hier in Nederland zijn: ook die in het AZC. Maar hij vervalt ook in het narratief van ‘we hebben een geweldig land’, zonder zich af te vragen waaróm hier dan zo veel migranten heen komen.
Een eerste kritische noot van Van Ingen volgt: En jaren van bezuinigingen dan? Ontnemen die mensen dan geen kansen? Maar hij wacht niet op antwoord ‘anders wordt het hier Buitenhof.’ (Van der Burg: ‘Liever niet, nee’). Van Ingen: ‘Het is duidelijk wat je bedoelt en waarom je voor de VVD-hebt gekozen.’ (Het is absoluut niet duidelijk.)
‘Je ondertekent geen brief tegen je éigen fractievoorzitter.’
Van der Burgs ‘belangrijkste fragment van de avond’, is een vrij rechttoe-rechtaan heldengeschiedenis over een vrouwelijke verzetsstrijder, Truus Wijsmuller (2Doc, 2020). Zo ziet de man van de feelgoodfilms de politiek mogelijk wel het liefst: als een heldenverhaal, waarin een weldoener kan opkomen voor de zwakkeren.
In de laatste drie kwartier gaat het dan toch over politiek – naar aanleiding van een fragment van atlete Sifan Hassan. Niet bepaald een stemloze migrante – juist een succesverhaal. Een parallel met zijn visie op asielbeleid met Merkels ‘Wir schaffen das’, daar wil Van der Burg niets van horen: ‘Merkel zette niet de grenzen open, dat is een misvatting.’ De buiten slapende AZC’ers noemt hij ‘een dieptepunt’, maar ‘uiteindelijk zijn we er wel in geslaagd het allemaal te regelen in dit land.’ Dat is precies het analyse-loze, waardevrije pragmatisme dat bewust wegblijft van het in kaart brengen van oorzaken van de huidige opvangcrisis. Geen vuil woord valt er over het sluiten van asielzoekerscentra in het verleden – door Van der Burgs eigen partij – de VVD. Wél over burgemeesters die nu niet mee willen werken. Van der Burg heeft oprecht hart voor de zaak, volgens veel twitteraars is hij ‘betrokken’, ‘innemend’, ‘de premier we never got’. Hoe een betrokken man als Van der Burg al die cognitieve dissonantie recht breit, blijft gissen.
De belangrijkste vraag stelt Van Ingen pas in de blessuretijd: ‘Erken je niet dat de overheid soms erg verzaakt?’ Nee, een systematische analyse van het beleid van een partij die dertien jaar aan de macht was, en juist steeds meer aan de markt overliet – daar wil hij niet aan. Van der Burg begint schreeuwend op te sommen wat er allemaal goed gaat in dit land.
Eerder vraagt Van Ingen ‘Waarom heb je de brief van kritische VVD-leden dan niet ondertekend? Steun je hun boodschap wel?’ Daar wil Van der Burg geen antwoord op geven. ‘Je ondertekent geen brief tegen je éigen fractievoorzitter.’ Weer gaan de sociale relaties boven het beleid: als de sfeer in de fractie maar goed is. Die eigenschap is ook kenmerkend aan een andere bekende VVD-er, die ‘begaafd verbinder’ wordt genoemd. Ja, in dat opzicht is Van der Burg premiersmateriaal, en lijkt hij ook wel op onze vorige premier: Mark Rutte.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Jeltje de Koning (zij/haar) is een illustrator uit Utrecht. Ze geeft kleur en vorm aan ons gevoelsleven, hoe we liefhebben, lachen, huilen, vieren, rouwen, stilstaan, reflecteren en weer doorgaan. Gevoel, emotie en contact met elkaar, onszelf en alles wat je ooit geweest bent staat centraal. Wat zie je als je verder kan kijken dan dat er op het eerste ogenblik zichtbaar is?