Een paar duizend nieuwe UvA en HvA-studenten doen deze week mee aan de Intreeweek. Als Wiard van der Kooij de eerstejaars studenten met hun gele tasjes door de stad ziet fietsen, moet hij altijd terugdenken aan zijn eerste week in de stad.
Ik bevind me in de volgepropte Melkweg, zoekend naar mijn vriend die in het voorstelrondje met welluidende professorenstem zei dat hij Jens heet en erg van Frank Zappa houdt. Bliepbliepboem nestelt zich in mijn oorschelp, lichten flikkeren in de rondte en een nieuwe lichting studenten hupst de contemporaine klompendans.
Als ik een van mijn groepsgenootjes tegen het lijf loop, blijkt dat Jens van een trapje sodemieterde en met een gekneusde enkel is afgevoerd. Typisch, al ken ik Jens amper vijf dagen. Ik wens de pechvogel in een sms beterschap en besluit op zoek te gaan naar mijn andere nieuwe vriend Bart. Onze vriendschap vloeit voort uit een gedeelde liefde voor free jazz. Bart is in geen velden of wegen te bekennen, laat staan in deze augiasstal.
Terwijl ik me een weg naar de bar baan, zie ik vanuit mijn ooghoek het lieve meisje dat me twee nachten geleden pardoes om de nek vloog. Ik had haar nog nooit gezien, maar mijn naam wist ze wel. Verrast vroeg ik haar of ze misschien ook uit Hoorn kwam. Op een toon die suggereerde dat ik heus wel wist waar haar roots lagen, antwoordde ze dat ze natuurlijk niet uit Hoorn afkomstig was. Ik had geen benul en zei dat het me erg speet dat ik niet wist wie ze was. Daarop droop ze beteuterd af. Ik kan haar nu beter met rust laten.
Dan maar buiten roken. In frisse door tabaksrook bezoedelde lucht overpeins ik dit dagenlange drankgelag waaraan ik beslist niet mee wilde doen. Mijn moeder wist me over te halen en reed me naar Amsterdam. We zoefden over de A7 en ik maakte me zorgen om wat ik achterliet. Mijn vader, kerkorganist en playboy par excellence, had net mijn moeder aan de kant gezet. Ook was ik bezorgd om een meisje, de liefde van mijn leven, zo dacht ik. Onze relatie liep nu al stroef. Ik was liever bij haar in Hoorn gebleven.
In wezen ben ik een wrak dat zich de afgelopen dagen enthousiast, flamboyant en bij vlagen achterlijk heeft gedragen. ‘Ha bitch, twee bier alsjeblieft!’ zei ik tegen een barman en reageerde verontwaardigd toen hij mij geen drankje schonk. ‘Als ik barman was zou een bitch die bitch tegen me zegt minstens vier bier krijgen!’ schreeuwde ik hem na.
Nu was ik niet louter een rotzak: met veel moeite nam ik de contactschuwe Tim op sleeptouw, zo’n jongen die niets zegt en dan maar wordt genegeerd. Daarbij heb ik andere groepjes uitgedaagd voor breakdancebattles. Ik zoop, onderdrukte mijn zorgen en at iedere dag Turkse pizza met döner als ontbijt.
Nu, op de laatste avond, begrijp ik er geen reet meer van en is de droefenis onontkomelijk. Ik kan beter koers zetten naar mijn logeeradres in Oost, waar dat ook moge zijn. Vlug haal ik mijn jas. Bij wijze van afscheid adviseer ik de agressieve kale uitsmijter zich te beraden op het lidmaatschap van een club als Blood & Honour.
Ik moet plassen. Er is zo’n volkstoilet op het Leidseplein, maar voordat ik mijn blaas soelaas gun zoek ik nog even mijn fiets. Achter me klinkt mijn naam, ik keer me om en slaak een zucht: er verschijnt een beschonken bekende uit Hoorn die ik weinig mag. Hij biedt me een halve liter aan en lult de oren van mijn kop. Ogenschijnlijk gefascineerd neem ik muizenslokjes van het blik. Mijn murwheid legt me het zwijgen op; ik vertel niet dat ik geen zin heb in zijn belevenissen, dat ik in principe nogal nodig moet en dat ik verdriet heb. Ik krom mijn tenen in mijn schoenen en wieg met samengeknepen billen heen en weer.
Hij is weg. Ik vloek en sta op knappen. Tot mijn schrik is het zo erg dat ik nauwelijks kan lopen. Krampachtig nader ik stap voor stap het hooguit tien meter van mij verwijderde urinoir. Het kriebelt in mijn keel. Als ik nu hoest doe ik het in mijn broek. Ik slik en verkeer in opperste concentratie. Nog vier passen. Een kuch klinkt, de sluitspier om mijn blaas ontspant zich en ik plas een beetje in mijn broek. Voorvocht. Voorzichtig zet ik nog een stapje, maar het hek is nu toch echt van de dam en ik zeik een zondvloed in mijn onderbroek. De vloeistof sijpelt geniepig langs mijn been in het gaafste schoeisel van de hele Intreeweek: mijn zwart met paarse Clarks die volgens mij verder niemand heeft.
Ik maak rechtsomkeert, die wc heeft immers weinig zin meer, en waggel in zeiknatte spijkerbroek naar mijn fiets. Gelukkig is er niemand te zien. Nooit voelde ik me zo minuscuul als vannacht.
Als een kip zonder kop verplaats ik me door de stad waar de weg raadselachtig is. Ondanks mijn vaart is de urinelucht met geen mogelijkheid af te schudden. Na een poosje rijd ik langs het Museumplein en weet ik waar ik heen moet. Tien minuten later passeer ik de boel opnieuw. Er verstrijkt een kwartier en de muzen op het tympanon van het Concertgebouw slaan de onwelriekende boerenpummel uit West-Friesland voor de derde maal gade.
De paniekerige dwaaltocht komt na ruim een uur in de Indische Buurt tot een einde. Ik bel aan bij mijn vriend Danny, die ook de Intreeweek liep en vanavond vroeg naar huis ging. Er gebeurt geen fuck, zijn gsm neemt hij ook niet op. Moedeloos pis ik tegen het raam van mijn toekomstige benedenburen. Schofterig, maar ik ben als de dood dat ik het nogmaals in mijn inmiddels enigszins opgedroogde broek doe en neem geen risico.
Een half uur later zwaait de deur naar het wooncomplex eindelijk open. Danny is meteen weer gaan slapen, dat scheelt. Ik poets mijn schoenen, smijt mijn kleren met een flinke dosis Omo in de wasmachine en neem een douche. Mijn pik hangt er beschroomd bij en voelt zich lulliger dan Bob Dylans stembanden, maar mijn hart maakt een sprongetje als ik bedenk dat ik over drie dagen begin met mijn studie geschiedenis aan de prestigieuze Universiteit van Amsterdam.
Deze tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in augustus 2015.
Wiard van der Kooij dankt je voor het lezen. // wiard@hardhoofd.com
Wijtze Valkema is een illustrator die voornamelijk werkt met een beperkt aantal heldere kleuren met technische beperkingen die zijn geïnspireerd op zeefdruk. Zijn roots liggen in grafisch ontwerp, wat je terug ziet in zijn werk door de nadruk op compositie.