Een zaterdag begin november, op perron 5 van Utrecht Centraal. Het is rond vijven en het perron ziet zwart van de mensen die net als ik naar Amsterdam willen. Ik zet me schrap voor het moment dat de trein arriveert en ik me tussen de lange stroom mensen naar binnen moet zien te wurmen. Als het zover is pers ik mezelf er gedwee tussen. Dan gaan de treindeuren dicht en beginnen we te rijden. Terwijl de damp zich op de ramen vormt, schuifelt iedereen langs elkaar heen om een plekje te zoeken voor de komende twintig minuten, naar de eerstvolgende stop. Ik maak plaats voor een stel met een kinderwagen en ga op de bovenste trede van de trap zitten. Een vrouw van middelbare leeftijd schiet langs me, ik vang nog net haar blik. Ze glimlacht gepijnigd naar me, en terwijl ze haar tas langs mijn hoofd drukt roept ze: ‘Sorry, maar ik ga daar beneden anders dood!’. Ik lach meewarig naar haar terug.
Op het moment dat ik de trein instapte woedde er al een maand een verschrikkelijke oorlog. Ik wist wekenlang niet hoe ik dat moest verwerken. Ik hoorde ondaadkrachtige politici die matig stelling namen en scrolde door een Instagramfeed met over elkaar heen buitelende meningen. Maar daar stopte het niet. In de weken erna zag ik hoe Nederland zich binnen een aantal weken warmliep voor een rechts-extremistische partij, die vervolgens de verkiezingen won. Waar ik me de laatste weken vooral zorgen maakte om mensen op duizenden kilometers afstand, was de dreiging ineens dichtbij. Een zware mengeling van verdriet, urgentie en machteloosheid overviel me. Ik voelde me nutteloos en vleugellam, zelfs nadat ik een demonstratie bezocht waar ik verbinding hoopte te vinden. Alles voelde echter waardeloos; levens zou ik er niet mee gaan redden.
Hoewel urgentie en wanhoop in eerste instantie misschien tot ‘hard’ activisme oproepen, voelde ik dat ik langer de tijd nodig had om mijn gedachten en gevoelens te ontwarren. Uiteindelijk vond ik een manier. Juist door mijn activisme inwaarts te keren vond ik een bescheiden verlichting in de vorm van een nieuw verhaal, waar ik voorzichtig mijn hoop op heb gevestigd.
Waar de regels van burgerlijkheid werden losgelaten om meer ruimte te laten voor emancipatie, ontstond langzaam ontworteling
In het boek De leegte voorbij stelt componist Merlijn Twaalfhoven dat we in de afgelopen decennia zijn ontworteld bij gebrek aan een nieuw verhaal. Waar de regels van burgerlijkheid werden losgelaten om meer ruimte te laten voor emancipatie, ontstond langzaam ontworteling. Ook Rob Wijnberg schrijft dit een dag na de verkiezingen in de Correspondent: ‘[...] al jarenlang lijdt de progressieve politiek wereldwijd aan een schreeuwend tekort aan verbeeldingskracht. Overal in het Westen, Nederland niet uitgezonderd, kampt de progressieve politiek met hetzelfde probleem: ze heeft geen overtuigend vergezicht dat schetst hoe de wereld fundamenteel beter kan.’
Hoewel het zoeken naar verbinding en een nieuw verhaal logisch lijkt, is het lastig om een directe oplossing te vinden. Maar terwijl ik in boeken, columns en artikelen duiding zocht, moest ik ineens denken aan iets wat ik een aantal maanden geleden had gehoord. In de podcast The Long Time Academy bespreekt activiste Ella Saltmarshe met filosofen en wetenschappers hoe 'short term-culture' de mensheid de afgrond in helpt, en hoe langetermijn denken ons zou kunnen helpen overleven.
Een van de oefeningen in de podcast is een meditatie, waarbij je een vrij oud iemand en een heel jong iemand in gedachten voor je neemt. Met de oudere persoon ga je in gedachten 70 jaar terug, naar diens kindertijd en thuisomgeving. Met de jongere persoon ga je 70 jaar vooruit, als die een verjaardag viert. Beide keren bedenk je: wie heeft deze persoon allemaal om zich heen? Mijn jonge familielid zag ik, nu als 79-jarige man, omringd door mensen die ik nog niet kende. Ik zag mensen die zijn kinderen konden zijn, en ze stonden om hem heen en lachten, terwijl hij de kaarsjes van zijn taart uitblies. De meditatie stelt ook de vraag: wat zien deze personen als ze uit het raam kijken? Bij mijn oudere familielid - waar ik 70 jaar voor terug in de tijd ging - zag ik hoe zij als 5-jarig kind door het raam van haar woonkamer naar het Amsterdamse Haarlemmerplein keek, waar ze toen woonde. Beneden haar amper auto’s, maar wandelende mannen met beige trenchcoats en hoeden, vrouwen met jaren ’50 kapsels en een fietsend jongetje met een pakketje onder zijn arm. De meditatie was zo levendig dat het was alsof er een extra dimensie was toegevoegd aan hoe ik mijn familieleden kende.
Yasmin Ostendorf-Rodriguez onderschrijft in haar boek Let’s Get Fungal! het belang van dit perspectief: ‘We dragen niet alleen onze landschappen, voorouders en kennis in en door onze lichamen, we belichamen een bewuste bijdrage daaraan, die voortkomt uit een verstrengeling van het systeem. Als we ons hiervan bewust zijn, kunnen we stoppen met denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’.’
Voor me zit een vrouw in oranje regenjas met een e-reader. Af en toe werpt ze steelse blikken op haar partner, die in het midden van de massa staat
En dat is precies wat me deze weken vooruit stuwt. Regelmatig verbinding zoeken met mensen in andere levensfasen of met andere achtergronden en ideeën vond ik altijd al fijn, maar vooral nu brengt het me veel goeds. In gesprekken met mensen in de bibliotheek waar ik stemde op verkiezingsdag bijvoorbeeld, maar ook op de markt en de supermarkt de dagen erna. Ik merkte dat ik de ruimte kon vinden om mensen en hun gevoelens te accepteren, ook als we het niet met elkaar eens waren. Waar social media vaak in het binaire lijkt te vervallen - de ene mening tegen de andere - was het verfrissend om letterlijk en figuurlijk uit mijn bubbel te stappen, en weer even te ervaren dat mensen, net als ik, 4D wezens zijn.
Dan het moment in de trein. Waar ik me die ochtend nog mistroostig voelde, daalt er nu ik neerkijk op alle verschillende kruinen een soort mildheid over me heen. We rijden weg, het is maar 20 minuten tot Amsterdam Amstel. De moeder van het kind in de kinderwagen houdt een telefoon voor de neus van het jongetje, waaruit ik zacht wat cartoonstemmetjes hoor komen. Voor me zit een vrouw in oranje regenjas met een e-reader. Af en toe werpt ze steelse blikken op haar partner, die in het midden van de massa staat. Naast hem staan twee jonge mannen met korte stekels en spierballen die door hun strakke donzen jassen zichtbaar zijn. Ze praten luid over vrouwen, reizen en de volgende voetbalwedstrijd, en eindigen iedere zin met ‘pik’ of ‘mooi man’. Ik zie hoe iedereen hun best doet om het elkaar naar de zin te maken, om elkaar gerust te stellen. Ik besef me dat mensen, wie ze ook zijn, zich eigenlijk altijd alleen maar proberen staande te houden, en ruimte in te nemen op plekken die dat niet altijd toelaten. Ongemak, opwinding, steelse blikken. Ze zijn universeel, ze zijn er altijd al geweest, en ze zullen er altijd zijn. We zijn allemaal mensen en onze soort bestaat langer dan vandaag. We zijn meer verbonden dan we denken.
Een paar minuten na ons vertrek klinkt de stem van de conductrice. ‘Welkom beste mensen, in deze stampvolle trein richting Schagen. We verzoeken iedereen om zoveel mogelijk door te lopen en plaats te maken. Een fijne reis, en let allemaal een beetje op elkaar’.

Aisha Mansaray (zij/haar, 1988) studeerde Engelse taalwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Is o.a. columnist van Hard//hoofd en OneWorld, en hoopt ooit zo goed te worden als Amerikaans schrijfster Vivian Gornick.

Anna June (1994) is een illustrator uit Leiden en werkt voor verschillende opdrachtgevers. Haar tekeningen gaan vaak over ‘hoe mensen doen’, dieren, identiteit en ongemak. Ze is oprichter van het Leidse makerscollectief ROEM, een stichting die jonge makers ondersteunt en samenbrengt.