Het is halfzeven, de bel gaat. Ik doe de deur open, vriend A. staat op de stoep. Nadat we elkaar drie kussen hebben gegeven komt I. aanlopen. Ik begroet haar even hartelijk.
‘Dit is A.’ zeg ik terwijl ik vurig hoop dat de ontmoeting zo zal lopen zoals ik van tevoren had bedacht. A. en I. schudden elkaar de hand.
A. en I. zijn beiden goede vrienden van me, maar ze kennen elkaar niet. Bijna al mijn vriendschappen zijn tegenwoordig één op één relaties met mensen. Ik ben nog wel onderdeel van de groep vrienden die ik al heb sinds de middelbare school, maar drie van de vijf mensen zijn inmiddels naar het buitenland vertrokken, dus we kunnen elkaar weinig of niet spontaan zien. In mijn hoofd zet ik sommige losse vrienden bij elkaar. Dan stel ik me voor wat ze van elkaar zouden vinden of wat ze tegen elkaar zouden zeggen als we een denkbeeldige vriendengroep zouden vormen.
Ik zat van jongs af aan in vriendengroepen, vermoedelijk omdat ze veilig voelden. Samen waren we opgewassen tegen al die andere groepen op school, en in duo’s of alleen was dat een stuk risicovoller. De loyaliteitsconflicten die onvermijdelijk bij groepsvorming komen kijken, nam ik dan voor lief. Het lastige aan groepen is namelijk dat mensen er ook weer buiten kunnen vallen. Wie dat beslist en wanneer het gebeurt, blijft vaak onduidelijk. Er zelf uit ontsnappen als je er geen zin meer in hebt, is ook niet eenvoudig. Gezelligheid weegt in de vriendengroep zwaarder dan autonomie.
Koortsachtig dacht ik aan de dingen die deze twee heel leuke mensen zouden kunnen binden.
Veel vriendengroepen die ik had zijn uit elkaar gevallen, nooit levensvatbaar gebleken of gewoon verwaterd. Ik kwam er pas achter dat ik eigenlijk geen heel actieve vriendengroep meer had toen ik per ongeluk probeerde een nieuwe te maken. Twee vrienden van mij hielden allebei van schrijven en onder het mom van hoe meer zielen hoe meer vreugd gingen we samen naar een literair evenement. Achteraf besloten we wat te gaan drinken in een café. Toen ik drankjes ging halen bij de bar (ik zou betalen, want ik was de lijm in dit geheel) keek ik om naar de tafel. De een keek op haar telefoon en de ander keek naar mij. Toen ik terugkwam was het nog steeds stil aan de tafel. Koortsachtig dacht ik aan de dingen die deze twee heel leuke mensen zouden kunnen binden. Na drie kwartier proberen was het niet te ontkennen: dit was geen match. Ze waren allebei te aardig om achteraf hun beklag over elkaar bij mij te komen doen, maar toen ik opgelucht in de trein naar huis zat wist ik dat deze nieuwe groep nooit zou gaan bestaan.
Omdat ik de vanzelfsprekendheid van een vriendengroep toch begon te missen, had ik er dit keer goed over nagedacht. A. en I. zijn allebei ook wel op zoek naar nieuwe vrienden in de buurt. I. is een stuk dominanter dan A., maar daar houdt A. wel van want veel van haar vrienden zijn stevige persoonlijkheden. Ze zijn allebei slim, en ze kunnen allebei goed luisteren. Op mijn stoep lachen ze naar elkaar, we lopen naar de keuken waar ik de tafel voor drie gedekt heb en ik denk vast na over de naam van onze toekomstige whatsappgroep.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Twinkel Achterberg (1997) is freelance illustrator en woont in Utrecht. Ze maakt speelse illustraties waarin kleuren overlappen en texturen stralen. Inspiratie haalt ze uit kleine bijzonderheden in de wereld om ons heen.