Al jaren kijkt Marte Hoogenboom uit naar de lancering van de ruimtetelescoop James Webb, de opvolger van de beroemde Hubble. Die zal antwoorden kunnen geven op vragen die we nog niet eens hebben gesteld. Alles om onze plek in het heelal te begrijpen, terwijl we soms alleen maar willen horen dat het wel goedkomt met ons.
10
Ik vind je op een dag onder mijn bed. Ik zeg: ‘Wat doe je hier?’
Jij zegt: ‘Je hebt me hier zelf verstopt.’
Ik zeg: ‘Ik had gehoopt dat ik je zou vergeten.’
9
’s Nachts, op mijn rug in het gras onder een heldere hemel, hou ik mezelf voor dat ik iets te zoeken heb tussen de sterren. Ik bouw tijdmachines en breng die in een baan rond de aarde. Ik ga terug naar de oudste herinneringen van het heelal, naar de geboorte van de eerste sterren. Ik zie ze opgroeien, uitzetten, imploderen, sterven. Uit hun stof bouw ik tijdmachines die ik in een baan rond de aarde breng. Want ik hou mezelf voor dat ik iets te zoeken heb tussen de sterren.
Ik lees een verhaal in de sterren. Het is een verhaal over de sterren, maar eigenlijk is het een verhaal over mezelf. Ik verstop mezelf in het verhaal omdat ik alleen kan slapen als ik mezelf voorhoud dat er ooit, in de toekomst, iemand naar me zal omkijken, door een telescoop gebouwd uit de as van de zon. Iemand die tegen mij zal zeggen: ‘Het komt wel goed met je.’
8
Ik herinner me de stem van mijn moeder uit de woonkamer: ‘Tot hoe ver moet ik tellen?’
‘Je moet aftellen!’ roep ik, terwijl ik de trap op sprint naar mijn slaapkamer. ‘Begin bij tien!’
Ik hoor hoe ze begint. Ik weet dat ze haar ogen niet dicht heeft, dat ze al langzame stappen aan het zetten is naar de gang. Ik sluit de deur van mijn kamer zachtjes achter me en kruip onder het bed. Dan trekt de herinnering zich los van de andere herinneringen waarin mama en ik verstoppertje spelen.
Tussen mijn snikken door zeg ik dat ik bang ben dat mijn moeder me niet zal kunnen vinden
We zitten op bed. Ik doe alsof ik me probeer los te worstelen uit mijn moeders greep, zodat ze me nog steviger tegen zich aandrukt.
‘Je moet je niet steeds op dezelfde plek verstoppen.’ Haar vingers zoeken mijn oksels en beginnen me te kietelen. Ik giechel en begraaf mijn gezicht net zo lang tegen haar borst tot ik niet meer kan verbergen dat de tranen over mijn wangen rollen. Ze stopt, kijkt me aan. Tussen mijn snikken door zeg ik dat ik bang ben dat ze me niet zal kunnen vinden. Dat ze vergeet hoe ik heet en me niet kan roepen om tevoorschijn te komen. Dat ze een andere zoon neemt, een die ze niet kwijtraakt.
7
We zitten op bed. Je hebt je helm af gedaan en je handschoenen uitgetrokken. Ze liggen tussen ons in alsof ze me vragen of ik ze durf op te pakken.
Je zegt: ‘Teresjkova was niet de eerste vrouw in de ruimte.’ Je zegt dat twee Italiaanse radioamateurs in 1963 de noodkreten van een kosmonaute opnamen terwijl zij opbrandde in de atmosfeer.
Ik zeg: ‘Ioniserende lucht rond je capsule voorkomt dat je kunt communiceren als je door de atmosfeer valt.’
Je lacht. Je schudt je hoofd. Je zegt: ‘Je kunt niet alles met logica oplossen.’
6
Vorige maand werd de beroemde Hubble-telescoop 30. Sinds zijn eerste foto in 1990 – van een onbeduidende ster in een uithoek van het sterrenbeeld ‘Schip Argo’ – fotografeerde Hubble miljarden sterrenstelsels. Het oudste bevindt zich op 13,4 miljard lichtjaar van ons, waar het heelal nog geen half miljard jaar oud is.
Begrijp me niet verkeerd: ik hou van Hubble, maar al zolang ik van zijn bestaan af weet, heb ik uitgekeken naar zijn opvolger. Voor de James Webb-telescoop wordt het fotograferen van zulke oude sterrenstelsels een alledaags klusje. Maar voor hij dat klusje mag uitvoeren, moeten we hem de ruimte in zien te krijgen.
De telescoop is zo groot dat hij gelanceerd moet worden als een dichtgevouwen wenskaart die pas weken later mag worden geopend
Hubble is zo groot als een bus, Webb past nauwelijks op een tennisbaan. Hubble heeft twee spiegels, Webb heeft er achttien, die samen één grote spiegel vormen. De telescoop is zo groot dat hij gelanceerd moet worden als een dichtgevouwen wenskaart die pas weken later mag worden geopend. Origami op anderhalf miljoen kilometer van de aarde.
Webb werd ontworpen in de jaren 90 en zou worden gelanceerd in 2007.
2007 werd 2011.
2011 werd 2018.
2018 werd 2019.
En 2019 werd 30 maart 2021.
Het is een bekende grap geworden onder Webb-fans: tegen de tijd dat de telescoop zijn plek inneemt tussen de sterren, zal hij kunnen terugzien hoe hij in Californië in elkaar werd gezet.
5
Ik herinner me de stem van mijn moeder in de woonkamer: ‘Hoelang moet je wachten?’ In mijn broekzak heeft mijn telefoon net opgenomen hoe ik mijn excuses aanbied aan mijn ouders, omdat ik had gedacht dat ze boos op me zouden worden. Op diezelfde telefoon: een rekensom en een datum in mijn agenda. ‘12 april als ik geluk heb. Volgend jaar.’
12 april 2021 is om heel veel redenen een belangrijke dag. Zestig jaar eerder werd Joeri Gagarin de eerste mens in de ruimte. Het is ook de dag waarop de James Webb-telescoop 1 miljoen kilometer van de aarde verwijderd zal zijn, en waarop hij zal beginnen met het openvouwen van zijn spiegels.
Mijn moeder vraagt of ik koffie zet terwijl zij de speelkaarten pakt. Mijn vader tekent een scorebord op papier en schrijft onze namen erboven. ‘Hoe moeten we je nu eigenlijk noemen?’
4
Ik herinner me dat mijn moeder elk jaar op haar verjaardag een roos van Jericho van de kast pakte en in een kom warm water legde. Ze genoot van de ongelovige blik die ik trok als ik de drijvende bundeling van droge, bruine takken zag. ‘Wacht maar,’ zei ze, terwijl ze met een kop thee op de bank ging zitten met haar benen naast zich opgetrokken. ‘Ze bloeit vanzelf.’
Als ik maar lang genoeg wachtte, zou mijn lijf zich uitvouwen en zouden er bloemetjes uit mijn benen groeien
Ik herinner me mijn schrik toen ik op een dag de kamer in kwam en de roos op tafel zag staan. Mijn moeder keek me glimlachend aan op de bank. ‘Krijg ik nu mijn cadeau?’ Ze klopte op de holte achter haar benen. Ik kroop achter haar. Ik durfde niets te zeggen. Hoe kon ik haar verjaardag vergeten?
Zwijgend keken we naar de roos, die allang geen dorre bol meer was, maar haar takken wijd had uitgevouwen en al een beetje groen was. ‘Het is goed,’ verbrak mijn moeder de stilte. Ze ging met haar vingers door mijn haar. ‘Geef me dan maar je oudste herinnering.’ Ik boog me naar haar toe en fluisterde mijn naam in haar oor.
Na die dag bleef ik ’s avonds vaak in bad zitten terwijl ik het water liet weglopen. Ik concentreerde me op het lauwe water, dat langzaam langs mijn billen wegzakte, stelde me voor dat mijn lichaam het opzoog. Dat als ik maar lang genoeg wachtte, mijn lijf zich zou uitvouwen en er bloemetjes uit mijn benen zouden groeien.
3
We zitten op bed. Op mijn tv stelt Brit Marling in Another Earth haar telescoop scherp op de surrogaat-aarde die als een enorme spiegelplaneet boven de horizon is verschenen. Later in de film zal ze een ticket ontvangen voor de eerste uitwisseling met de zusterplaneet. Jij vraagt je hardop af of Brit wel weet wat de gewichtloze reis met haar lichaam zal doen. ‘Na een week verlies je al een vijfde van je spierkracht. Na een maand worden je botten zwakker.’
Je hebt je pak uitgetrokken. Het ligt als een leeggelopen pop naast ons op het bed, de helm aan het hoofdeinde. Ik kijk naar de verschroeide plekken, naar de krassen op de helm. Je ziet het.
Minutenlang tuimelde Gagarin door de atmosfeer, terwijl de vlammen om zijn cockpit sloegen
Je zegt: ‘Ze is heus comfortabeler dan ze eruitziet. Ze is gemaakt op je lichaam.’
Je zegt: ‘Het komt allemaal wel goed.’
Je zegt: ‘Ik wil je iets geven.’
2
Iets meer dan een uur bracht Joeri Gagarin in de ruimte door. Het maakte hem de eerste mens in de ruimte, en bijna ook de eerste mens die dat met de dood zou bekopen. Door een defect kwam het laatste deel van zijn raket tijdens de afdaling niet los van zijn module. Minutenlang lang tuimelde hij door de atmosfeer, terwijl de vlammen om zijn cockpit sloegen.
Na tien minuten brandden de kabels die de helften bij elkaar hielden door en brak Gagarins schip alsnog in tweeën. Hij kon zichzelf uit zijn capsule lanceren voordat die tegen de grond te pletter sloeg. Na zijn parachutelanding in een weiland werd hij benaderd door twee Russische boerinnen, een moeder en dochter. Zijn eerste woorden waren: ‘Niet bang zijn, ik ben een van jullie.’
1
We zitten op bed.
Je buigt je voorover.
Je fluistert mijn naam in mijn oor.
Marte Hoogenboom (Amersfoort, 1994 en Amsterdam, 2019) was eindredacteur, toen adjunct-hoofdredacteur, toen hoofdredacteur, toen magazinechef en nu weer eindredacteur bij Hard//hoofd. Tussen het uitstellen door schrijft ze aan haar debuut, dat in 2041 verschijnt.
Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.