Twee mannen zoeken antwoorden op vragen die ze niet begrijpen, om tot een allesomvattend inzicht te komen. Het verschil tussen een zuurstofatoom en een zonnestelsel blijkt eigenlijk niet zo groot.
Een witte wachtkamer, posters van stillevens aan de muur, op tafel een box tissues, een theekan en tijdschrift de Happinez. Op een klok aan de muur springt de secondewijzer heen en weer tussen elf en tien seconden voor elf.
Twee mannen zitten van elkaar afgedraaid, weg. Ze werken aan vragenlijsten.
Waldi (de lange), markeert met rood tot de laatste pagina, begint dan opnieuw.
Esra (de korte), kauwt op een blauwe pen. Hij komt niet verder dan vraag één.
Esra gooit zijn pen neer.
Esra: IK STOP ERMEE.
Hij gaat weer door.
Waldi gooit zijn pen neer.
Waldi: Ik stop ermee.
Waldi pakt zijn tas in met de vragenlijsten en de Happinez.
Esra: Deugt niet. Die vraag klopt gewoon niet.
Waldi rukt een voor één de posters van de muur.
Esra: Klopt verdomme geen hout van.
Waldi stopt de posters in zijn tas. Dan de theekan. Dan de kopjes. Tenslotte de tissuebox.
Waldi: Goedemiddag.
Hij trekt zijn jas aan.
Esra: Meneer, ze willen dat ik dit invul. Maar die vragen deugen niet.
Waldi: Het spijt me, ik ben klaar. Misschien kom je er zelf achter wat er niet klopt.
Esra: Hier. “Ik krijg een soort angstgevoel alsof er elk moment iets vreselijks zal gebeuren.”
Waldi sluit zijn rits, kijkt op de klok, stopt dan.
Waldi: Wat klopt daar niet aan?
Esra: Alsof. Niet alsóf er elk moment iets vreselijks kan gebeuren. Er gebéurt elk moment iets vreselijks.
Waldi: Wat denk jij dat er gebeurt?
Esra: Dat we met 200 miljoen kilometer per uur geslingerd worden naar de rand van het heelal waar amper licht komt. Dat gebeurt er, meneer.
Waldi: Dat is niet best. Daar zou ik hulp voor zoeken.
Hij klimt op een stoel en demonteert de klok.
Esra: Terwijl we hier praten. Dat we met 1050 kilometer per uur om onze as tollen. Dat we om de zon gaan met hoppa, 107 mille per uur –
We merken het niet eens. Nu ik het weet, voel ik dat het gebeurt. In mijn maag.
Alsof je in een flat bent, en je ineens denkt: ik sta 30 meter boven de grond, ik word omhooggehouden door een paar balkjes.
Waldi (vanaf de stoel): Hoe kom je daar vanaf?
Esra: Met mijn maag alles in orde zei de dokter. Ik krijg nu capsules. Anti-draaierigheid. Maar dat draaien, dat draaien… we draaien echt. 1050 kilometer per uur.
U gelooft me niet.
Waldi stapt van de stoel af, stopt de klok in zijn tas.
Waldi: Sterker nog, ik denk dat je gelijk hebt.
Esra: Wat? Waarom? Hoe weet u dat? We kunnen met nog geen telescoop zien hoe het echt zit, het heelal. Omdat die zonnestralen ook nog dat hele roteind hiernaartoe moeten, 150 miljoen kilometer. Als je kijkt, zie je een plaatje van 8 minuten oud. Terwijl wij praten, kan de boel al in elkaar geklapt zijn op een asteroïde. Eén meetfoutje, en er blijkt toch een supernova-explosie geweest. Een zwart gat ontstaat: we worden er allemaal ingezogen.
We kúnnen het niet weten.
Waldi zet zijn tas neer en gaat weer zitten.
Waldi: En dat maakt je bang?
Esra: Dat maakt me godverdomde bang. Dat zou iedereen bang moeten maken.
Waldi kijkt naar Esra en begint aantekeningen te maken met zijn rode pen.
Waldi: Was dat het?
Esra pakt uit zijn borstzak een briefje. Hij leest voor.
Esra: Dit was alleen nog de aarde. Heeft iemand u wel eens verteld dat we 8 planeten en nog 5 dwergen hebben in het zonnestelsel?
Dichtstbij is natuurlijk Venus. 41 miljoen kilometer.
Op zeven miljard kilometer ligt Pluto.
Hij maakt het wijdste armgebaar dat hij kan.
Waldi schrijft.
Esra: Weet u wat daarbuiten is? Sedna. Planetoïde.
Hij wijst op zijn briefje.
Op 11 miljard kilometer. D’r baan - het is meer een schijf - maakt een soort afwijking de diepte in, tot 100 miljard kilometer afstand. Stel dat het allemaal een grote atletiekbaan was.
Waldi (zonder op te kijken): Dan werd een marathonloper nooit een sprinter.
Esra: Dan lag de zon in het midden, aarde op de parkeerplaats, en Sedna 100 kilometer verderop.
Weet u hoe lang een jaar duurt op Sedna?
Elfduizend van onze jaren.
Vijfduizend jaar winter.
Vijfduizend jaar op weg om maar weer een klein beetje zonlicht te krijgen.
Stilte.
Hoe eenzaam dat is. Daar denk ik heel vaak over na.
Waldi: Dat kan ik me voorstellen. Ik bedoel – voorstellen? – ik kan het me niet écht voorstellen, Sedna –
Esra: – Nee.
Waldi – maar ik kan me voorstellen dat je je eenzaam voelt.
Esra draait zijn blaadje om.
Esra: Contact maken. Met de exoplaneten, vier lichtjaar verderop. Weet u hoe lang dat zou duren? Vier jaar, met de snelheid van het licht.
De rest ga ik niet voorlezen. Straks wordt u net als ik.
Waldi: Waardoor?
Esra: U wilt het niet weten.
Waldi: Wat niet?
Esra (leest voor): Zelfs Sedna, helemaal daar, wordt nog aangetrokken door de zon, en tussen die twee zit mijlen en mijlen van niks, van leeg, van vacuüm, snap je.
Niks in ons zonnestelsel en al die zonnestelsels. In onze Melkweg. Tussen al die sterrenstelsels. In clusters. In superclusters. In megamuren in filamenten. In het universum. In multiversums. En het dijt maar uit en uit.
Daar ben ik achter gekomen. Dat 99% van de ruimte gewoon leeg is.
Ik heb alles al geprobeerd. Anti-draaierigheid. Anti-depressieboek. Pro-biotica. Bijbels, zelfs op zo’n loopband, op zo’n loopband, urenlang hè.
Waarom zou ik in godsnaam nog opstaan?
Waarom zou ik nog werken?
Mijn belasting betalen?
Wat de fuck doet een papiertje ertoe? Waarom een muziekje opzetten? Of in de wachtkamer op je beurt gaan zitten wachten? Waarom? Wat zegt u daarvan?
Waldi: Je hebt GELIJK!
Esra: HOEZO HEB IK GELIJK?!
Stilte. Waldi pakt de theekan uit zijn tas, schenkt in en neemt een slok.
Waldi: Mag ik jou iets laten zien?
Waldi laat zijn aantekeningen zien die hij net heeft gemaakt: het is een schematische tekening. Zo te zien een zonnestelsel.
Esra: Een zonnestelsel.
Waldi: Een atoom. Zuurstof.
Esra Wat heb ik aan zuurstof?
Waldi pakt ook een briefje uit zijn borstzak.
Waldi: Omdat elektronen hierin met 2000 kilometer per seconde op weg zijn rond de atoomkern. Terwijl we hier praten.
In dit water. In de lucht die ik inadem. Dat gebeurt er.
We merken het niet eens.
We kunnen met geen microscoop zien hoe het echt zit. Omdat die elektronen te snel gaan om te observeren. Als je ze bekijkt, zijn hun afstand en snelheid al veranderd. Terwijl wij praten zijn elektronen als geesten, ze laten een golf na van hun eigen aanwezigheid, als een spoor. Met een meetfout.
Waar die elektronen zitten: we kunnen het niet weten.
Esra: Dus?
Waldi: Toch zit het in ons lijf. Ik drink dat water. Ik adem die lucht in.
Heeft iemand u verteld dat we 8 elektronen, 8 protonen en 8 neutronen hebben in een zuurstofatoom?
Heel ver van elkaar vandaan.
Stel dat het allemaal een groot atletiekveld is.
Esra: Het is ook een atletiekveld.
Waldi: Als een kern een kogel is, dan ligt het elektron 10 kilometer verderop.
Zelfs helemaal daar wordt het elektron nog door die kernen aangetrokken. Daartussen? Zit ook niks. Jouw niks.
Weet je hoe lang het zou duren om een boodschap te sturen door die leegte, van hersencel naar cel?
Esra: Geen idee.
Waldi: Niet meer dan 150 milliseconden.
Zuurstof is dan nog maar één atoom.
En daarvan zijn er quadriljoenen. Weet je hoeveel een quadriljoen is?
Esra: Eén met tien nullen?
Waldi: Viertentwintig nullen.
Atomen zitten in verbindingen. De moleculen. De moleculen zijn weer gevouwen in allerlei spiraalvormen: aminozuren. In celwanden van neuronen.
86 miljard neuronen in ons brein. Dit is belangrijk. 86 miljard. Ongeveer even veel als sterren in de Melkweg. In één brein.
Er zijn 7 miljard breinen nu op aarde. Van mensen althans.
Stilte
Waldi: Die uitlopers vormen communicatiewebben tussen alle neuronen door je hele brein. En daarbuiten.
De langste uitloper van één cel is wel een meter. Dat is uw teenreflex: van uw ruggenmerg , onderaan de rug, naar uw teen loopt die. 150 milliseconden denktijd.
En die neuronen maken continu verbindingen, vernieuwen zichzelf of sterven weer af.
Stilte
Waldi: Dit zit in uw hoofd.
Zo veel sterren als er in de Melkweg zijn, zo veel neuronen in uw hoofd.
Zo veel leegte als er in ons zonnestelsel is, zo veel leegte in een atoom.
Zo veel snelheid als een asteroïde heeft, zo reageren deeltjes.
En ik stop per direct met mijn baan als u me nu durft te vertellen dat dat niets is.
Stilte
De klok in de tas slaat elf uur.
Waldi: Ik moet maar weer eens aan het werk.
Waldi pakt zijn tas uit, zet de kan terug, hangt een poster terug, en gaat zijn kantoortje binnen.
Esra: Ik... ik ook eigenlijk.
If the human brain were so simple
that we could understand it,
we would be so simple
that we couldn’t.
– Emerson M Pugh, sr.

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Nastia Cistakova is een illustrator. Ze is boos op de wereld dus probeert ze met een hoge dosis humor, absurditeit en brutale uitspraken mensen wat langer stil te laten staan bij diverse onderwerpen. Haar hart gaat sneller kloppen van t-shirtteksten, mensen in scootmobielen, knalblauw en de ‘shhh-oorlog’ in de stiltecoupé.