In de bejaardenvilla waar Cokkie Bosjes haar laatste dagen spendeert, is de apocalyps nooit ver weg. Toch probeert Cokkie er het beste van te maken. Een kort verhaal van Wiard van der Kooij.
Door het raam waaraan Cokkies bureau stond vloeide vrieskou naar binnen; de tuin van de bejaardenvilla lag bedolven onder een dik pak sneeuw.
Cokkie Bosjes schreef haar man wijlen Eduard Bosjes een brief. Dat hij al een ruime poos in het hiernamaals vertoefde, weerhield zijn weduwe er niet van hem wekelijks te schrijven. Haar brieven begonnen steevast met ‘Dag Eduard’ en eindigden meestal met ‘ik mis je’. Cokkie gebruikte Eduards lederen reiskoffer, zo'n elegant geval met vergulde sluitingen, als opslag voor haar honderden brieven.
Ze schreef altijd voor het slapengaan.
Dag Eduard,
Ook grijs geld moet rollen. Jaren woonde ik met plezier in deze van alle gemakken voorziene villa. Maar de laatste tijd treur ik meer dan me lief is. Vergeef me dat ik je dat niet eerder heb verteld, ik probeerde flink te zijn en wilde je niet ongerust maken.
Je bent al acht jaar dood, da's erg zat.
Voor mijn misère houd ik twee voorvallen verantwoordelijk: de komst van mevrouw Sanchez en het heengaan van mevrouw Post. Je weet wel, mijn vriendin Hannie wiens kamer tegenover de mijne was.
Verleden herfst werd mevrouw Sanchez de nieuwe opperverzorger (haar precieze functieomschrijving is mij onbekend.)
‘Jullie mogen gewoon Helena zeggen hoor,’ zei ze toen ze zich voorstelde. Waarom weet ik niet, maar ik dacht direct: hoepel op trut. Sanchez is mollig en klein, waarschijnlijk Italiaans. Hoe ze hier terechtkwam mag Joost weten.
Als ik het achtuurjournaal kijk, mogen mijn voeten niet op het tafeltje. ‘Dat deed u toch vroeger ook niet in uw eigen huis?’
Alvorens ik kan antwoorden dat we dit altijd deden voor de artrose, zegt ze met zo’n gekunstelde grijns op haar boeventronie ‘natuurlijk deed u dat niet!’ Toen ik zei dat ik voor haar echtgenoot hoopte dat Sanchez bij haar thuis niet zo loopt te zeuren, begon ze te grienen en kneep ze me heel hard in mijn wang. Amateur.
Sanchez meent dat ik de grammofoon te hard zet. Dat mens is gewoon een racist en heeft een hekel aan Ellingtons negermuziek. Als haar gewrichten het toelieten, dansten Hannie en ik op zaterdagavonden. Meneer de Gier, meneer Haasjes en mevrouw Versteegh vonden het altijd prachtig. Sanchez verbood dit vertier: 'Ik ben nu verantwoordelijk voor uw gezondheid, mevrouw Post’ zei ze tegen Hannie, ‘en dansen gaat echt niet meer.' Maar nu is Hannie alsnog dood, dus wat maakte dat dansen nou uit?
We mogen slechts drie borrels per week drinken; De Gier mag uit gezondheidsoverwegingen niet drinken – naar eigen zeggen niets ernstigs – en volgens Sanchez is het oneerlijk als wij drinken terwijl De Gier dat niet mag.
Onlangs verordende de feeks een vegetarisch dieet. Zeker nooit een hongerwinter meegemaakt. Ik heb nu een week geen enkel stukje vlees of vis gegeten en voel me zwak en ongezond. Vind je het gek dat Hannie woensdag stierf?
Tevergeefs bepleitte ik weer vlees in het menu op te nemen. Er is al een dooie gevallen.
Vandaag pikte ik het niet langer en weigerde ik deel te nemen aan de gemeenschappelijke maaltijd. Ik heb je kleinzoon Mike gebeld en hij zou hier via zijn computer varkensribbetjes laten afleveren. Daarop wacht ik inmiddels een uur of drie.
Jij zou het natuurlijk
Verder kwam Cokkie niet: plots doofde de bureaulamp en het brommen van de verwarming verstomde. ‘God Eduard, wat nu weer?' zuchtte ze. In het aardedonker zocht Cokkie haar sloffen en badjas, onderwijl verschafte de intercom tekst en uitleg.
‘Waarde bewoners, helaas moeten jullie het vannacht even zonder elektriciteit en verwarming doen. De pogingen van mevrouw Bosjes om onze levenswijze te terroriseren, noopten mij tot het maken van deze vervelende beslissing. Vanavond weigerde mevrouw Bosjes met ons de maaltijd te genieten; in plaats daarvan liet zij spareribs bezorgen door Foodora, een internetsite waar je eten kunt bestellen. De spareribs heb ik onderschept. Verder vond ik verleden week meerdere flessen sterkedrank in haar appartement, terwijl we samen afspraken solidair te zijn met de leverkanker van meneer de Gier. Morgen gaan we weer over op de orde van de dag, ik heb er het volste vertrouwen in dat dat gaat lukken. En jullie weten dat jullie, als er iets is, altijd bij me terecht kunnen, want ik sta voor jullie klaar. Welterusten.’
Cokkie was net zo radeloos als toen de bezetter haar herdershond confisqueerde.
Ze huilde een beetje, vouwde haar handen en deed haar ogen dicht.
‘Lieve Heer, ik hoop dat u het goed maakt, ziet u dit? Dit is toch geen doen?
Sta me bij, alstublieft. En wilt u de groeten doen aan mijn echtgenoot, u weet wel, Eduard? Amen.’
Daarna verliet Cokkie haar kamer. In haar linkerhand droeg ze Eduards koffer, in haar rechterhand had Cokkie haar dekbed.
Ondertussen zat Jezus nogal met de kwestie in zijn maag.
‘Cokkie is zo’n schat,’ dacht Jezus. ‘Helena Sanchez is een egocentrische bitch. Maar ze is ook net gescheiden, jarenlang bedrogen door een hufter van heb ik jou daar… Ze knuffelt haar hondjes altijd zo lief en ’t is in principe geen slecht mens. Wat moet ik nou?’
‘Ben? Cokkie hier.’ Fluisterend ging Cokkie de kamer van medebewoner Ben de Gier binnen. Uit de smeulende sigaar op het bijzettafeltje en het blote voetenpaar dat onder de gordijnen uitstak, maakte Cokkie op dat hij niet ver weg kon zijn.
‘Kom maar Ben, ik zie je voeten,’ zei ze.
De Gier kwam achter het gordijn vandaan, slofte zwijgend naar zijn kast en toverde vanachter een dubbele wand een fles korenwijn tevoorschijn.
‘Borrel?’ De oude man glimlachte somber.
Cokkie knikte en ging zitten.
‘Leverkanker, ’t is wat,’ zuchtte De Gier. ‘Mijn behandelend arts geeft me nog een paar weken, dus laten we er verder geen tijd aan verkwisten. Waarvoor ben je gekomen?’
‘Sanchez,’ gromde Cokkie.
‘Ja, van dat wijf lopen de rillingen over je lijf, geen kruid tegen gewassen, sprak De Gier meewarig en hij nam een trek van zijn sigaar.
‘Ik stel voor onmiddellijk naar Sanchez toe te gaan om te eisen dat ze het licht en verwarming weer aandoet,' zei Cokkie. 'Ze plukken ons kaal en behandelen ons als kinderen.’
‘Over kinderen gesproken, waarom vragen we hun niet om hulp?’ opperde De Gier.
‘Schei uit Ben, wanneer heb jij jouw kinderen voor het laatst gezien?’
‘Verleden jaar kreeg ik een kerstkaart.’
‘Dat bedoel ik.’
‘Het ontbreekt me aan lef Cokkie, dat weet je. Verwacht ook niet te veel van de anderen. Maar als je gaat, spreek dan namens mij.’
‘Ben, wil je mijn deken?’ vroeg Cokkie, terwijl ze opstond en wees naar haar dekbed dat tegen de deur aanlag.
‘Dat stel ik zeer op prijs, maar geef hem maar aan mevrouw Versteegh, ze heeft het altijd koud.’
Mevrouw Versteegh lag er echter warm bij: toen Cokkie haar kamer binnentrad, trof ze ook meneer Haasjes in haar bed aan. Of de toedracht van dit samenzijn amoureus of praktisch was bleef voor Cokkie ongewis, maar ik kan u verzekeren dat die twee wat de geslachtsdaad betreft wel raad met elkaar wisten. Maar goed, het was helder dat het tweetal niet gecharmeerd was van de rebellie van hun medebewoonster.
‘Het is nu eindelijk een keer netjes in deze bejaardenvilla,’ sneerde zakkenwasser Haasjes.
‘Godzijdank is het eens basta met die negerherrie,’ jubelde mevrouw Versteegh.
‘En we kunnen altijd bij Helena terecht, ik vond het heel mooi hoe ze dat zo zei.’
Die arme Cokkie stond met een mond vol tanden. ‘En dat vreselijke eten dan?’ probeerde ze nog.
‘Uitstekend initiatief, dankzij de veestapel gaat de hele Schepping naar de Filistijnen,’ antwoordde Haasjes. ‘Als je ons nu zou willen excuseren; ik heb nog een volle accu, dus wij gaan Game of Thrones kijken.’
Cokkie was blij dat ze niet wist waar dat laatste over ging.
Geknakt begaf ze zich naar haar kamer, waar ze een kaarsje aanstak en zich voornam Eduards brief af te schrijven.
Eer Cokkie een woord op papier kon zetten, werd er door de zoon van God, die door de besneeuwde bejaardenhuistuin zweefde, op haar raam gebonsd.
Cokkie stak haar hoofd naar buiten.
‘Dit is inderdaad geen doen Cokkie,’ sprak Jezus, ‘ga je mee?’
Wiard van der Kooij dankt je voor het lezen. // wiard@hardhoofd.com
Suzanna Knight is een illustrator en schrijver, woonachtig in Rotterdam. Overdag maakt ze de creatieve reclamewereld onveilig met haar copywriting skills, ’s avonds zit ze achter de tekentafel met een potlood en een potje Oost-Indische inkt. Ze luistert graag mensen af in de trein en verzamelt zielige plantjes.