Lüger brengt een regenachtige ochtend door met zijn opa in een chic hotel. Onder het genot van een borrel bespreken ze het leven. Opa heeft verontrustend nieuws over de escapades van oma...
Het regende zo dat de tramrit wel wat weg had van een onderzeereis. Vanuit het bedruppelde raam tuurde Lüger in de duisternis. De walsende lichtjes van verkeersdeelnemers deden hem denken aan zijn lievelingsbeest, de diepzeehengelvis.
Het vrouwtje lokt prooi met haar lantaarn, haar mannelijke soortgenoten kunnen vrijwel niets. Zij zwemmen zoekend naar een tienmaal grotere levensgezellin door de diepzee. Als hij een vrouwtje vindt, bijt het mannetje zich vast in haar buik. Bloedsomlopen versmelten. Wanneer het vrouwtje sterft, overlijdt het mannetje kort daarna.
‘Diepzeehengelvissen zijn geen knappe dieren, maar ze zijn wel behoorlijk romantisch en nog formidabele feministen ook, wat een boel regen!’ dacht Lüger en hij wiebelde ongemakkelijk op zijn stoel omdat hij jeuk had aan zijn pas geschoren kruis.
De tramdeuren gleden open. Lüger holde over de zeiknatte straatstenen naar het statige hotel aan de overkant. Een halve meter voor de glazen deur ging hij onderuit, zijn fikse haviksneus ramde tegen de entree en veroorzaakte een doffe klap. ‘Mongool,’ klonk een sonore stem vanachter de gevallene.
‘Goedemorgen opa!’ zei Lüger en hij sprong op om de rijzige bejaarde die hem zojuist had uitgescholden te omhelzen. Zijn grootvaders karakteristieke vetiver-parfum haalde zoals altijd een mooie herinnering uit Lügers kindertijd naar boven. Ditmaal voerde de aardse geur Lüger terug naar de immense zolder van het oude huis, waar opa en hij ooit een herfstvakantie tevergeefs naar een gesigneerd boek met toespraken van Winston Churchill hadden gezocht.
Opa’s bewondering voor het voormalige Britse staatshoofd ontsproot aan zijn afkeer van het nationaal-socialisme. In de eerste maanden van de Oorlog had opa dankbaar gebruik gemaakt van de haatgevoelens die zijn vrouwelijke landgenoten jegens de bezetter koesterden. ‘Vind jij de Führer ook zo’n klootzak?’ luidde de openingszin waarmee opa menig meisje in katzwijm deed vallen. Maar toen opa de mooie dochter van een NSB-bons probeerde te strikken, belandde hij in (Polizeiliches Durchgangslager) Amersfoort. Vanaf dat moment líet hij zich liever versieren.
De ober begeleidde Lüger en opa naar hun vaste tafel aan het raam. ‘Dat was een behoorlijke val die u zojuist maakte. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat we er hierbinnen goed om gelachen hebben, ik hoop dat u zich niet heeft bezeerd?’ vroeg de ober terwijl Lüger en opa gingen zitten.
‘Ach, waarschijnlijk kunnen alleen mijn ex-vriendinnen mij pijn doen en gelukkig brak mijn neus mijn val, te uwer vermaak, dank u,’ antwoordde Lüger vriendelijk en opa en de ober knikten instemmend om zulke wijze woorden van zo’n jonge man.
Lüger doceerde feministische filosofie aan de universiteit, vandaar. Terwijl de ochtendstorm als een troep gabbers tegen het raam bleef beuken, bestelden opa en Lüger allebei een oude jenever. Ook vroegen ze voor de grap om een Bijbel, die door de ober met een ernstig gezicht op tafel werd gelegd.
Lüger vertelde uitvoerig over zijn promotieonderzoek naar de bovengemiddelde discriminatie van etnische minderheden binnen feministische organisaties. ‘Als devoot feminist tergt deze waarheid me. Mijn onderzoek stuit veel vrienden tegen de borst, sommigen willen me niet eens meer zien. Maar het is nu gewoon echt tijd dat wij feministen de hand eens in eigen boezem steken en het institutioneel racisme met wortel en tak uitroeien!’ oreerde Lüger.
Opa knikte soms en luisterde amper. Bedroefd bekeek hij zijn borrel.
De ober vroeg of de heren een keuze hadden kunnen maken. ‘Voor mijn grootvader de nasi goreng met extra sambal badjak,’ antwoordde Lüger aarzelend nadat hij tevergeefs oogcontact met opa had proberen te maken, ‘en voor mij de biologische nasi goreng met extra sambal brandal, alstublieft.’
Iedere laatste zondagmorgen van de maand ontbeet het tweetal in hetzelfde hotel met dezelfde nasi. De oude heer nam nooit bio nasi omdat hij de natuur voor geen meter vertrouwde.
‘Lüger,’ begon opa plots een ellenlange monoloog met zachte bevende stem, ‘oma is vreemdgegaan.’
Lüger wist dat oma haar leven lang niet kon verkroppen dat ze ooit was mislukt als mannequin. Opa vertelde dat oma’s affaire een maand geleden was begonnen, toen de gepensioneerde Amerikaanse modefotograaf John in de straat was komen wonen. Oma wilde continu op de foto, John wilde continu op oma. Aanvankelijk voelde opa zich schuldig toen hij oma’s telefoon controleerde, maar de heetbloedige correspondentie tussen oma en buurman John liet weinig ruimte voor interpretatie.
Oma stond bekend als een onzekere vrouw die altijd bevestiging zocht, met kenmerken van borderline. ‘Ze had in haar leven ook gewoon eens moeten gaan werken,’ verzuchtte opa, die vroeger vaak had voorgesteld om een deel van het huishouden over te nemen. Zinloos, oma wilde enkel model zijn.
‘Verknipt kutwijf,’ besloot opa zijn relaas terwijl de ober nasi goreng serveerde.
‘Godver opa, ik weet niet wat ik moet zeggen…,’ stamelde Lüger.
‘Ik wel!’ riep de ober, die alles gevolgd had. Hij pakte de Bijbel van tafel, bladerde een ogenblik en sprak: ‘Prediker 7, vers 26. "En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden."’
Opa lachte zoals hij altijd lachte als hij verdrietig was, moeizaam maar oprecht.
‘Dank u hartelijk ober, maar gelukkig zijn wij van dergelijke teksten niet gediend, want mijn kleinzoon en ik zijn feministen, al is mijn vrouw nog zo’n slet.’
‘Het is dat ik u mag, en in verband met de context… Maar normaal trek ik dit soort shit echt heel slecht,’ viel Lüger opa bij.
De ober zag zijn fout in, voelde zich schuldig en maakte het goed middels twee borrels van het huis.
Die ochtend bleef de hemel zo lek als een mandje. Opa verdween in een taxi en Lüger sprintte naar zijn tram. Hij viel niet, checkte in en zette zich neer. Tegenover hem zat een beeldschoon meisje te lezen in een boek met toespraken van Winston Churchill. De jonge academicus dacht een tel aan de diepzeehengelvis. ‘Vind jij de führer ook zo’n klootzak?’ vroeg hij het meisje.
–
Wiard van der Kooij (1992) dankt je voor het lezen.
Wiard van der Kooij dankt je voor het lezen. // wiard@hardhoofd.com
Robert van Raffe is stripauteur, illustrator en student filosofie. Tijdens zijn studietijd aan de kunstacademie ontwikkelde hij een fascinatie voor het dandyisme waar hij nooit meer helemaal van is genezen. Hij verwierf enige bekendheid met het feit dat hij nooit sokken draagt.