Met lood in mijn schoenen loop ik de hal met de schuifdeuren binnen. Het is de laatste dag dat ik mijn medicijnen nog kan ophalen in de apotheek. Ik heb nog sterk getwijfeld om ze te laten verlopen. Want ervaringen uit het verleden leerden me: een bezoek aan de apotheek is de hel op aarde. Mijn bezoek gaat normaal gesproken namelijk zo:
Bij binnenkomst kijkt een stampvolle wachtkamer naar me op. De helft daarvan bestaat uit verkouden ouderen met stoffen zakdoeken vol bacteriekolonies, waardoor ik waarschijnlijk zieker naar buiten ga dan dat ik binnenkwam. Als ik daarna nog enigszins de hoop heb dat ik hier snel weg kan, omdat misschien tweeëndertig van de drieëndertig wachtenden naar de fysiotherapeut ernaast moet, boort het wachtkaartje dat ik uit de automaat trek met het nummer 1057D die hardhandig de grond in. Vooral die ‘D’ maakt me wanhopig: op het omroepbord lichten namelijk de cijfers 1019C op. Wanneer komt het volgende getal dan? Als ze het hele alfabet van 1019A tot en met/m 1019Z hebben gehad? Hebben alle medewerkers zelf ook een lootje getrokken?
Ook blijkt, als ik eenmaal heb plaatsgenomen, dat er altijd wel één of andere overbuurvrouw die ik vaag ken tegenover me komt te zitten, net bekend genoeg om haar niet te kunnen negeren. Na vijf minuten is de bron van gespreksstof wel zo’n beetje leeg geschraapt, en daar wordt het wachten niet draaglijker op.
Dat is het moment om te zeggen dat ik even bij de tijdschriften ga kijken. Niet dat er wat bij ligt, het enige tijdschrift dat niet de doelgroep ‘nog niet zindelijk’ of ‘RTL Boulevard-verslaafde’ lijkt te hebben, de Happinez, bestaat voor de helft uit reclame, een kwart uit een interview over een vrouw die zich heeft kaalgeschoren om Boeddhist te worden en voor de rest uit kaartjes die je uit kan knippen, waar dan verhelderende wijsheden op staan als ‘Het leven is als een tractor.’
En als dan alle levenslust uit mij geperst is, ga ik uit pure verveling de ruimte maar rondkijken. Mijn blik blijft dan altijd hangen bij de informatiefolders, die maar één boodschap uitdrukken: wegwezen hier. Op zich hebben ze hun best gedaan je een beetje op te vrolijken, door op elke folder een gelukzalig lachend persoon af te beelden. Ik kan het best waarderen als je vrolijk in het leven staat in moeilijke tijden, maar het komt toch redelijk krankzinnig over, als de titel van de folder dan ‘Nierdisfunctie?’, ‘Leverkanker?’, of ‘Aambeien?’ is.
Deze keer echter, nadat ik mijn kaartje heb getrokken, sta ik tot mijn grote verbazing in een lege ruimte. Om negen uur ‘s ochtends de apotheek bezoeken is blijkbaar een schot in de roos geweest. Opgelucht loop ik naar de balie en vraag het meisje mijn herhaalrecept. Ze is nog knap ook, alles zit mee vanochtend. Even denk ik dat mijn levenslange kwelling door de apotheek in één keer opgelost is door voortaan dit tijdstip aan te houden.
Maar dan komt het knappe meisje terug met het receptendoosje. ‘Hier is het’, zegt ze. ‘Even nog controleren: zalf voor een schimmelinfectie is het, toch?’
Misschien volgende keer toch maar gewoon doodgaan zonder medicijnen.
Beeld: Paul Swansen