Rianne, de manegehoudster van manege Nijend in Anderen, zei op de middag van mijn derde voltige-training (voor de leken: dat is acrobatiek op de rug van een paard) in de beginnende zomer van 2003, dat het het beste zou gaan als ik in één keer op de pony zou zwiepen. Dat zei ze: ‘Iduna, zwiep er maar in één keer op.’
Ze had een radiozender aangezet die ID&T Radio heette, er klonk iets dance-achtigs door de hele binnenbak, wat ik een slecht voorteken vond want mijn zes jaar oudere broer hield van dance en van ID&T en ik had eerder die week een weddenschap met hem gesloten dat ik nooit, maar dan ook NOOIT op dancemuziek zou dansen. Won hij, dan moest ik een Cd-bon voor hem kopen; won ik, dan kreeg ik van hem een zak paardenvoer.
En nu moest ik op een pony zwiepen, op dancemuziek, en Rianne spoot nog even wat Fa deo onder haar oksels.
De pony – die Lillian heette – snoof onrustig. Ik stak mijn voet in de speciaal voor voltigedoeleinden geschikte stijgbeugel en ik begon een beetje te huppen als zijnde zwiepvoorbereiding. Waarschijnlijk had Lillian lang geleden een weddenschap met háár broer afgesloten dat ze zich nooit maar dan ook NOOIT als dance-voltigepony zou laten gebruiken, want ze keek nogal deemoedig uit haar ogen.
Toen zwiepte ik.
Ik stond op Lillians rug en zij begon te stappen. Ik bewoog mijn heupen (voor zover ik die al had) voorzichtig naar voor en naar achter, op de maat van de dancedreunen. Een klein wonder geschiedde: ik viel niet. De dance van ID&T was een deken die me strak omwikkelde, de boxen in de hoeken van de binnenbak zonden dikke draden muziek naar mijn voeten, ze hadden me in een stevige greep.
Toen Lillian in galop ging, gilde Rianne dat ik kon proberen mijn armen in een punt boven mijn hoofd te houden, ‘als een conifeer!’, riep ze. Dat deed ik en nog steeds bleef ik in wankel evenwicht. Dit kan dus, dacht ik, je kunt dus denken dat je valt en toch niet vallen.
Ik zakte een beetje door mijn knieën (ik had in een voltigeboek gelezen dat de voltigeur de bewegingen van het paard met knieën en enkels dient op te vangen), ik liet mijn kont schommelen op de beat van de dance, ik rekende uit hoeveel zakgeld ik nog zou hebben na het kopen van een Cd-bon, en al die tijd viel ik niet.
Nu, veertien jaar later, weet ik dat Lillians rug helemaal niet gemaakt was voor zulke capriolen, en ook dat ze na drie jaar in een enorme manegebrand zou overlijden. Daarnaast weet ik dat klimaatverandering al lang geen omkeerbaar proces meer is, dat ik witte privileges geniet en het in driekwart van de gevallen niet doorheb, dat een academische studie niet automatisch een baan en veel geld garandeert, dat de mensen die onze wereld leiden vaak vertwijfelde idioten zijn die in hun jeugd onvoldoende geknuffeld zijn, dat er in de geschiedenis talloze dingen zijn gebeurd waar we niet van geleerd hebben, dat de liefde niet lijkt op Allie en Noah in The Notebook en dat dancemuziek niet alles oplost.
Ik moet dus concluderen dat mijn vertrouwen in wankele situaties sinds mijn voltigetraining een flink harde smak heeft gemaakt, en er misschien wel nooit meer helemaal bovenop komt.
(Sorry Rianne.)

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.