'Ik ben Jane en Kevin is een lul die te veel ruimte inneemt.' Amal Akbour schreef een verhaal over Jane, een narcistische jonge vrouw die voor het eerst deelneemt aan groepstherapie. Dit is een voorpublicatie van het verhaal dat Amal schreef als onderdeel van het Veerhuis Talentenprogramma. Het volledige verhaal wordt woensdag 18 december gepresenteerd in de Paradijskerk in Rotterdam.
‘De groep is een soort mini samenleving, je brengt alles wat we leren direct in de praktijk’ vertelt dokter Jasmijn met een enthousiasme waar ik een hekel aan heb. Ze doet me te veel denken aan de meisjes op het schoolplein van mijn basisschool. De types die na de schoolbel werden opgewacht door moeders zoals die van mijn huisgenoot. Meisjes met kleurrijke sjaals om hun dunne nekjes. Blonde haren in een schuine vlecht met zwierige lokken die altijd wapperen naast hun oren.
‘Hoeveel mensen zitten er in de groep?’ vraag ik.
‘Op dit moment zeven, met jouw komst zitten we op acht.’
‘Dat is een mooi getal,’ zeg ik opgewekt.
‘Acht?’ Dokter Jasmijn kijkt me verward aan.
‘Nee zeven…’
Dokter Jasmijn kan niet zo goed tegen stilte, wat mijn intake bijzonder ingewikkeld maakt.
‘Wat wil je graag leren?’
‘Ik heb nooit Romeinse cijfers leren lezen.’
‘Oh nee, ik bedoel in de groep,’ zegt ze grinnikend, ‘wat wil je leren tijdens je sessies?’
‘Ik zou graag leren hoe ik niet overal een grap van maak.’ Dit is het soort antwoord waar dokter Jasmijn iets mee kan. Anders dan mijn vorige therapeut typt zij mijn antwoorden direct op het toetsenbord. Haar computer staat tussen ons in als een teken dat zij de professional is en ik de cliënt. In de GGZ worden mensen zoals ik niet meer patiënt genoemd. Want echt ziek mogen we onszelf niet noemen.
‘Heb je verder nog vragen voor mij?’
‘Nou eigenlijk wel dokter Jasmijn, je had het over een afspiegeling van de samenleving,’ ze schuift haar bureaustoel naar rechts zodat ze mijn volledige gezicht kan zien.
Ze heeft mooie ogen. Gewoon blauw.
‘Zeg maar Jasmijn…’ haar handen schuift ze mijn kant op en ik vraag me af of ze hetzelfde van mij verwacht.
‘Hoe kan het dat er met acht mensen in een groep de complexiteit van een samenleving wordt weerspiegeld?’ In een vloeiende beweging legt ze haar handen op haar gekruiste benen. Haar ogen verraden een felheid die ze tot dan toe voor me wist te verbergen.
‘Dat is een hyperbool,’ zegt ze vinnig, ‘een overdrijving, maar het idee is hetzelfde. De groep bestaat uit verschillende mensen.’
Haar antwoord maakt me warm. Ik ontdooi niet maar weet zeker dat mijn bloed kan koken. Er zijn weinig mensen die dit bij me oproepen. De moeder van mijn huisgenoot bijvoorbeeld. Ze is het soort goedlachse vrouw die net iets te onschuldig een opmerking maakt die met een andere toon ronduit beledigend zou zijn.
‘Wat een bijzonder behang, daar zou ik nooit voor hebben gekozen. En al helemaal niet in zo een mooie hal,’ had ze ooit tijdens een bezoek gezegd. Haar mond leek te lachen maar ik zag wat het echt was. Walging. Ze vond mijn gekozen behang walgelijk. Mijn huisgenoot had het weggelachen en haar zachtjes richting de woonkamer geduwd.
‘Ik weet wat een hyperbool is dokter Jasmijn,’ zeg ik beheerst, ‘Maar ik bedoel dat het me sterk lijkt dat er een racist, een pedofiel, een tbs’er en een prostituee in de groep zitten.’ Weer moet ze lachen. Haar felheid is niet bestand tegen mijn flauwe grappen.
‘Het wordt nog een lastige om jou minder grappig te maken.’
‘Ik heb nog een vraag dokter Jasmijn,’ ze is inmiddels gestopt met lachen.
‘Natuurlijk, en alsjeblieft zeg maar gewoon Jasmijn.’
‘Wat is nu eigenlijk het verschil tussen medeleven en medelijden?’
Het blijft even stil. Ze schuift zichzelf weer achter haar toetsenbord en maakt aanstalten iets te typen.
‘Ik denk dat dit een mooie vraag is voor de groep. Dat we samen onderzoeken wat het voor jou betekent.’
Tijdens mijn wandeling naar huis besluit ik dat het een geslaagde kennismaking is.
Dokter Jasmijn vindt mij grappig en ik vind haar een kutwijf.
Eenmaal thuis realiseer ik me dat mijn vorige behandelaar waarschijnlijk zijn aantekeningen heeft gedeeld met dokter Jasmijn. Het idee dat hij mijn seksuele verlangens heeft opgenomen in een overdracht aan dokter Jasmijn, maakt me somber. Voor het eerst twijfel ik aan of eenzaamheid in gezelschap niet een beter alternatief is voor echt alleen zijn.
Mijn huisgenoot vraagt me hoe de kennismaking was.
‘Niet goed,’ en ik voel hoe mijn borstkas warmer wordt. De tranen springen in mijn ogen en als kleine straaltjes schaamte rollen ze over mijn wangen.
‘Kom hier…’ Mijn huisgenoot omhelst me en ik voel me klein. Kleiner dan ik ben.
Ik ben Jane en Kevin is een lul die te veel ruimte inneemt
Dokter Jasmijn had me verteld dat het de bedoeling was om vijftien minuten voor aanvang voor de groep aanwezig te zijn. In de wachtruimte zou ik dan kennis kunnen maken met mijn nieuwe groepsgenoten. De vierde verdieping is even treurig als de verdieping daarboven. Systeemplafond met lekkage vlekken, grijze tapijttegels en stoelen met een lage rugleuning. Ik ben een half uur te vroeg voor de eerste sessie. De wachtruimte is niet leeg. Op een van de stoelen zit een vrouw met kort blond haar. Het soort geblondeerde haar van een vrouw die dit 'lekker zelf' doet. Niet omdat ze de financiële middelen mist om haar haar te laten bleken bij de kapper. Nee, zij geniet van het idee dat ze geen kapper nodig heeft. Ze glimlacht naar me en ik zie dat haar ondergebit scheef is. Ik krul mijn mondhoeken omhoog. Mijn tanden blijven onzichtbaar en ik besluit naar buiten te staren.
De lift maakt een pingend geluid en met het openschuiven van de deuren hoor ik druk geklets en gelach.
‘Ha Ingrid, je bent er al,’ een dikke man met teruggetrokken haarlijn groet de blonde vrouw tegen over mij.
‘Altijd ruim op tijd, je weet hoe ik ben,’ antwoordt Ingrid schaterlachend.
Nog voor ik mezelf heb voorgesteld weet ik dat Ingrid een neurotisch zelfstandige vrouw is en dat Kevin het soort man is waar ik een hekel aan heb. Mannen die altijd iets moeten zeggen. Die het idee hebben dat Ingrid pas bestaat als ze door de blik van een man is gezien.
‘Jij bent denk ik de nieuwe deelnemer van de groep,’ hoor ik Ingrid nu zeggen. Kevin zag Ingrid en nu heeft ze een stem. Te hoog, te enthousiast.
De donshaartjes in mijn nek staan recht overeind.
Nog voor ik haar vermoeden kan bevestigen neemt de volle, ronde stem van Kevin de ruimte over.
‘Dan ben jij Jane, welkom Jane!’
Ik zwijg. Kevin heeft mijn moment gekaapt. Ik hoef niet meer te bevestigen dat Ingrid haar vermoeden klopt. Ik ben Jane en Kevin is een lul die te veel ruimte inneemt. Ik kijk naar de andere mensen die zojuist uit de lift zijn gestapt. Een voor een lopen ze langs mijn stoel en schudden mijn hand. Twee andere vrouwen en een andere man. Hun namen registreer ik niet door het nadreunen van Kevin zijn stemgeluid.
De kennismaking lijkt voorbij. Even is mijn aanwezigheid in de ruimte bevestigd. Mijn moment suprême is een aanfluiting. De voor mij nieuwe mensen kennen elkaar al. Ze praten over het weer en hun weekenden. Een van de vrouwen zonder naam vertelt dat ze is begonnen met diamond painting. Ik weet niet wat dat is en had dit graag zo gehouden. Maar Kevin lijkt het hier niet mee eens te zijn.
‘Diamond painting, dat lijkt me een dure hobby,’ zegt hij. Zijn grote lijf schudt van het lachen. Dit lachen gaat gepaard met een aantal knipogen naar de andere mensen en even twijfel ik of hij een epileptische aanval heeft.
De anonieme vrouw legt hinnikend uit wat diamond painting is en in mij sterft een stukje onwetendheid.
Ik weet niet wat grappiger is. Het idee dat dokter Jasmijn niet hoeft te aarden, of het feit dat ze denkt te kunnen aarden op de vierde etage van dit treurige gebouw
Dokter Jasmijn komt ons halen voor mijn eerste sessie. Schoorvoetend sluit ik me aan in de rij die zich vormt in de smalle hal. Ik bots tegen de anonieme man op omdat hij abrupt stopt met lopen. Voor me zie ik dat mijn nieuwe kudde mede-geesteszieken hun schoenen uitdoen. Boven hun gebukte lichamen steekt het lichaam van dokter Jasmijn uit. Zij bukt niet en ik vraag me af of dit een soort sektarische groet aan dokter Jasmijn is.
‘Jane, tijdens de sessies dragen we geen schoenen. Zo kunnen we beter aarden in de ruimte.’
Als bevroren blijf ik staan. Mijn groepsgenoten verdwijnen door de deuropening en zwijgend staar ik dokter Jasmijn aan.
‘Als je het niet fijn vindt om je schoenen uit te doen, kun je ook deze plastic hoesjes om je schoenen doen.’ Uit haar broekzak tovert ze licht blauw plastic en ik zie nu dat ze deze zakjes ook om haar eigen schoenen heeft. Ik weet niet wat grappiger is. Het idee dat zij niet hoeft te aarden, of het feit dat ze denkt te kunnen aarden op de vierde etage van dit treurige gebouw.
Zonder te bukken trek ik mijn gympen uit en schuif ze met mijn voet aan de kant.
Dokter Jasmijn en ik zijn niet hetzelfde.
Eenmaal in de groepsruimte zie ik een kring van stoelen. Achter elke stoel staat een van mijn nieuwe groepsgenoten. Naast en tegenover Kevin is een stoel vrij. Snel maak ik op dat ik het toch vervelender vind om zijn stem dicht bij mijn oor te hebben. Tegenover hem staan is op dit moment de beste keuze in een duivels dilemma.
Dokter Jasmijn gaat achter een stoel staan en dan pas realiseer ik me dat er nog een extra stoel in de ruimte staat.
‘Ik denk dat we al kunnen beginnen, Nena kennende heeft zij geen behoefte aan de startoefening,’ zegt dokter Jasmijn met een zalvende stem.
Mijn groepsgenoten sluiten hun ogen en ik maak oogcontact met dokter Jasmijn.
‘Aan het begin van elke sessie beginnen we met een ademhalingsoefening, Jane.’
Ik sluit mijn ogen en van alle kanten hoor ik diepe zuchten. Een ademhaling is zo luid en vochtig dat hij wel van Kevin moet zijn.
Dokter Jasmijn vertelt een verhaal over een pan water die op vuur staat. Dat het water hard borrelt. Dat we een denkbeeldige knop kunnen omdraaien en met onze ademhaling het water laten afkoelen.
Ik denk aan een pan water die ik in mijn handen heb. In gedachten open ik mijn ogen en zet stille stapjes richting Kevin. De denkbeeldige pan is heet en mijn gezicht gloeit...
‘En open je ogen wanneer je er klaar voor bent…’
Ik open mijn ogen en zie hoe de rest van de groep naar mij kijkt. Mijn mondhoekjes zijn opgekruld en ik betrap mezelf op een glimlach.
‘En hoe was dit voor jou Jane?’ vraagt dokter Jasmijn.
‘Heel fijn.’
Iedereen neemt plaats op de stoel. Dokter Jasmijn vertelt ons, en mij in het bijzonder hoe de sessies zijn opgebouwd. We beginnen met een kringgesprek. Natuurlijk beginnen we met een gesprek zoals we dat op de basisschool deden. Hoe vaak zou ik kunnen zeggen dat Kevin het kwaad in mijn wereld is voordat dokter Jasmijn medelijden met Kevin krijgt? Of met mij?
Na het delen komt het spelen, zoals dokter Jasmijn het noemt. Wat een verklaring is voor het diamond painten van de anonieme vrouw. Kevin is een lul, Ingrid is een neuroot en de anonieme vrouw heeft van het spelen een hobby gemaakt voor thuis. En vrouwen die hobby’s hebben zijn, mijn inziens, het leven niet waard.
‘Omdat Jane nieuw in de groep is, mag zij beginnen met delen,’ legt dokter Jasmijn uit.
‘Ik vind het wel spannend,’ mijn stem slaat een beetje over.
‘De eerste keer hoort spannend te zijn, maar dit is een safe space. Er is geen goed of fout in het delen van wat je voelt.’
De ruimte vult zich met stilte en alle ogen zijn op mij gericht. Ik tik met mijn linkerbeen wat verraadt dat ik het echt spannend vind. Dan zie ik hoe Kevin mij aankijkt met grote ogen. Ogen die zeggen dat ik nu onderdeel ben van deze besloten gemeenschap van mentaal getroebleerde zielen. Ik knipper langzaam met mijn ogen, schraap mijn keel.
‘Ik haat Kevin.’
De vrouwen in de kring maken een snakkend geluid. Mijn blik houd ik scherp gericht op Kevin zijn ogen. Ik moet glimlachen. Zijn guitige gezicht maakt plaats voor een blik die ik goed ken. De blik van een man die mij kapot wil neuken, maar niet op een goede manier. Ogen die mij een langzame dood willen zien sterven. Er is een voelbare spanning in de ruimte. Ik ontspan.
Amal Akbour (1989) is schrijver van korte en lange verhalen. Binnen het Veerhuis Talentenprogramma werkte ze aan haar eerste roman. In haar vertellen staan gedane observaties centraal, maar er wordt ook een gezonde dosis naar haar eigen navel gestaard. Door zorgvuldig haar woorden te kiezen, voel je het klappen van haar verbale zweep, of laat ze je buik schudden van het lachen. Ze laat niemand ongezien, ook haarzelf niet.
Eveline Schram (1989) is illustrator en beeldend kunstenaar. Met haar commerciële werk, richt ze zich voornamelijk op culturele en maatschappelijk betrokken organisaties. Haar persoonlijke projecten komen tot uiting in diverse media, zoals muurschilderingen, prints en plexiglas. Haar stijl wordt gekenmerkt door grafische vormen en levendige kleuren, en hebben vaak een feministische ondertoon. www.eveline-schram.nl