Belle van Zuylen schrijft in 1764 in een brief: ‘Ik voel me dikwijls gekweld door mijn afhankelijkheid, als ik vrij was, zou ik heel wat meer waard zijn.’
Ik lees de brief op zaterdagavond, er is regen voorspeld maar niet gevallen, ik ben alleen thuis, eet mijn vijfde dropsleutel, voel een hoofdpijn opkomen die doet denken aan een dun houtje tussen een bankschroef. De brief is gericht aan Constant d’Hermenches, een zeventien jaar oudere, Don Juan-achtige, getrouwde baron met wie Van Zuylen een geheime correspondentie heeft en die haar schrijfkwaliteiten roemt. Hoewel ze naar hem verlangt, weet ze dat een gezamenlijk leven met hem nooit mogelijk zal zijn, in plaats daarvan schrijft ze over haar huwelijksangsten: ‘Een verkeerd huwelijk sluiten zou iets afschuwelijks zijn. Wat voor leven zou ik hebben met een man van wie ik niet hield, een grof en onwetend heerschap!’
Ik lees haar gebundelde brieven terwijl CNN aan staat – Joe Biden is vandaag tot winnaar van de Amerikaanse presidentsverkiezingen uitgeroepen en Kamala Harris tot vicepresident. ‘She looks like me,’ zegt een vrouw in een straatinterview over Harris. ‘She looks just like me.’ Vrijheid is jezelf in een ander herkennen en dat kunnen uitspreken in een microfoon.
Inmiddels eet ik mijn zesde dropsleutel, ik blijf maar televisiekijken. Ik ben opgelucht, moe, ik wil slapen maar niet naar bed en besluit nog een brief te lezen. ‘Reken maar niet op iets verstandigs,’ schrijft Van Zuylen aan d’Hermenches op 21 juli 1764, ‘denk niet dat ik schrijf voor uw plezier, ik schrijf omdat ik niets anders kan doen.’
Terwijl het buiten kouder wordt maar droog blijft, is in het breaking-kader van mijn televisiescherm in dikke zwarte letters te lezen dat Trump zijn verlies niet accepteert. Mijn hoofdpijn zet niet door, blijft flauwtjes rond mijn slapen hangen, trekt dan weg. Ik lees over alle huwelijkskandidaten die zich in de loop der jaren aan Van Zuylens adres melden. Geen man vindt ze geschikt, waarschijnlijk omdat allen symbool staan voor het verlies van een vrijheid die zij nou juist aan het verwerven is. (Tegen één van hen spreekt ze de bekend geworden woorden: ‘Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid.’) Haar verrukking is dan ook groot als ze in de brief die ik lees vertelt over het afwijzen van een ronduit onbeschofte kandidaat, ‘een erg slecht sujet’, zelfs haar familie, die haar zo graag ziet trouwen, gruwelt van de man. ‘Zo blij was ik,’ schrijft Van Zuylen, ‘onherroepelijk nee te kunnen zeggen, met ieders instemming.’

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.