Als kind had ik de Pipi Langkous-achtige opvatting dat slapen voor grote mensen was en ik het dus niet nodig had. Wakker blijven was de activiteit als ik bij een vriendje of vriendinnetje logeerde en op de camping was niets magischer dan het moment waarop echt iedereen sliep behalve ik. Het geronk dat over het grasveld klonk, al die mensen die dachten dat het een goed idee was om op vakantie te gaan slapen. Domme, domme mensen.
Het verontrustende feit wil dat ik sindsdien eigenlijk niet echt van opvatting ben veranderd. Hoewel ik vaak moe ben en dan absoluut niets anders wil dan slapen, blijf ik in de kern van mening dat slapen zonde is van de tijd. Mijn broertje (net zo’n slechte slaper als ik) zegt dat het komt door onze emotionele betrokkenheid bij andere mensen. ‘Pas als iedereen slaapt kunnen we weer emotioneel betrokken zijn bij onszelf.’ Mijn broertje was ooit een onverschillige skater maar leest nu zelfhulpboeken, dat verklaart het één en ander.
Ik probeer al jaren het vooroordeel kwijt te raken dat alleen mensen die niet genoeg van het leven houden, van slapen houden
Ottessa Moshfegh schrijft in haar roman Mijn jaar van rust en kalmte over een jonge vrouw die op haar zesentwintigste besluit ‘in winterslaap’ te gaan. Een bizarre hoeveelheid slaap- en angstmedicatie zorgt ervoor dat ze dagen achtereen enkel slaapt. Haar psychiater waarschuwt haar voor hallucinante toestanden: ‘Enige activiteit tijdens het slapen is prima, zolang je maar geen zware machines bedient.’ Slapen lijkt voor Moshfegh’s hoofdpersonage een doeltreffende manier om haar leven niet onder ogen te hoeven zien: ‘Niets leek echt. Slapen, waken, alles viel samen in een grijze monotone vliegreis door de wolken. Ik praatte niet in gedachten tegen mezelf. Er was niet veel te zeggen. Daardoor wist ik dat slapen effect had: ik raakte steeds minder gehecht aan het leven.’
Moshfegh lijkt hiermee in haar roman een vooroordeel te onderstrepen dat ik al jaren probeer kwijt te raken: alleen mensen die niet genoeg van het leven houden, houden van slapen.
Betekent wakker willen blijven een soort hyperactieve ode aan het leven? Of laat het juist onze angst zien om de boel los te laten en een wereld te betreden die onbekend en onvoorspelbaar is? ‘Wij kunnen ons niet overgeven aan de nacht,’ zegt mijn broertje, ‘en dat is erg lastig want de nacht kan zich wel overgeven aan ons.’ Ik moet denken aan de laatste zin van het gedicht Slaap van Jorge Luis Borges: Wie zal je zijn vannacht in de donkere/slaap, aan de andere kant van zijn muur?
In de nacht ben je dichter bij jezelf, maar kom je jezelf ook vreemder voor
Inmiddels heb ik iets kunstmatigs bedacht om mezelf in bed te krijgen, namelijk de overtuiging dat hoe eerder ik slaap, hoe eerder ik kan opstaan en hoe blakender de dag aan mijn voeten zal liggen. Helaas is deze overtuiging nog weinig succesvol. Elke ochtend, of ik nu lang of kort geslapen heb, word ik wakker met tegenzin en het gevoel dat er vandaag vast een heleboel mis zal gaan. Elke ochtend verlang ik naar de avond. Gelukkig deelt Borges in zijn gedicht ook die ervaring, want het begint zo:
Als slaap een wapenstilstand is, zoals soms wordt gezegd,
Een pure rust van de geest,
Waarom voelt het dan, als je plotseling wordt gewekt,
Alsof er een fortuin van je is gestolen?
Ik herinner me een moment uit mijn jeugd, het was diep in de nacht, ik was wakker en hoorde heel helder iemand mijn naam roepen. Het was de stem van de buurvrouw. Eenmaal beneden zag ik geen buurvrouw, en de volgende dag bleek er nooit een buurvrouw te zijn geweest. Ik twijfelde niet aan mezelf: ik had het écht gehoord, ik hoor die stem nu nog. En tegelijkertijd kan het niet, moet mijn hoofd iets vervormd hebben. Misschien is het precies die combinatie die me zowel met verrukking als met angst van de slaap weerhoudt: in de nacht ben je dichter bij jezelf, maar kom je jezelf ook vreemder voor.

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.