‘Ik heb eens in de bus tien kilometer voor ik eruit moest alvast op het stopknopje willen drukken, dan was dat maar gebeurd,’ schrijft Esther Gerritsen in een van haar columnbundels. ‘[…] deze vergissing had ik snel door, nog voor ik er een handeling aan verbond. Ik ben vaak heel kort dom.’ Eerder in de column schrijft ze over de ontbrekende sneeuw in een tunnel, wat vast komt omdat het in een tunnel warmer is, waardoor de sneeuw sneller smelt. Ook vertelt ze over een raar roze ding in haar haar, wat na voorzichtig voelen gewoon haar oor blijkt te zijn.
Toen ik die column las was ik opgelucht. Mijn broertje mag mij dan met regelmaat een dom zwijn noemen, gelukkig ben ik niet de enige die in grote paniek en met telefoon in de hand haar telefoon zoekt, niet begrijpt dat Japan en Canada in feite buurlanden zijn en pas gisteren ontdekte dat een intercity gewoon een ‘tussen steden’ is. Het verhaal dat kennis A. onlangs op een verjaardagsfeestje vertelde, versterkte dit gevoel van opluchting.
‘Ik wilde whatsapp nemen,’ vertelde kennis A. ‘Ik had acht maanden in Ecuador gewoond, ik kwam terug en volgens mijn moeder was whatsapp de handigste ontwikkeling die zich ondertussen had voltrokken. Je kon er fotootjes mee naar elkaar sturen enzo. Dus mijn moeder zei: “Dan moet je even naar de Appstore, en dan schaf je dat aan. Kost maar een eurootje.” Het kwam er niet van en het kwam er niet van, het Nederlandse leven slokte me weer op. Maar op een gegeven moment had ik een middagje voor mezelf. Ik wandelde door de stad, zag een winkel met zo’n Apple-logo en dacht: nú ga ik het regelen. Dus ik liep die winkel in en zei: “Ik zou graag whatsapp willen kopen.”’
Toen ze dat vertelde stonden haar toehoorders (inclusief ikzelf) al te gieren van de lach. Ze vervolgde dat de winkelmedewerker haar meewarig had aangekeken, haar had gezegd dat ze dan naar de Appstore moest gaan en dat het 99 cent was, dat ze toen naar die pukkelige jongen had uitgeroepen: ‘Ja dat weet ik, dat heb ik wel bij me!’ en daadkrachtig een euro uit haar portemonnee had getrokken. Ze deed voor hoe hoopvol en blij ze naar de jongen had gekeken. We kwamen niet meer bij. ‘Nee,’ had de jongen gezegd, ‘de áppstore, ik wijs hem u wel even op uw telefoon.’
A. was chagrijnig geworden. Hield hij haar voor de gek? Dacht die jongen soms dat ze een navigatiesysteem op haar telefoon had? Zó’n hippe telefoon had ze nou ook weer niet.
Iedereen veegde de tranen uit zijn ogen, A. kreeg een biertje en een paar aaien over haar bol die voor een deel uit medelijden, voor een deel uit plaatsvervangende schaamte en voor een deel uit respect voortkwamen. Een andere kennis zei dat ze nog nooit iemand was tegengekomen die het zo lang had volgehouden dom te zijn.
Ik vertelde maar niet dat ik anderhalf jaar lang een iPhone 3 had maar dacht dat je een boel geld moest betalen om je telefoon maandelijks op WiFi te abonneren, en dus al die tijd aan iedereen beweerde dat ik helaas niet op internet kon. Of dat ik al een jaar of elf naar de Poolster knipoog bij heldere nachten, omdat ik eens ergens gelezen heb dat dat je kans op geluk in de liefde vergroot. Of dat ik in de eerste tijd dat er bij ons thuis een computer was niet snapte hoe dat ‘opslaan’ nu werkte, en dus alle verhalen die ik typte uitprintte en daarna maar backspacete en weggooide.
***
Hard//hoofdcolumnist Iduna Paalman was te horen bij Amsterdam FM, waar zij haar column live in de uitzending voordroeg. Luister hier het fragment terug.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.