Ik had een tijdje iets met een jongen die mij te positief vond. Hij zei: ‘Hoe kun je nou niet boos zijn?!’ Ik vroeg hem – we zaten ergens een biertje te drinken, ik denk dat het de tweede of derde date was – op wat voor boosheid hij precies doelde. Woede is er in vele soorten en maten, het is altijd belangrijk om goed te definiëren welk type je wilt hanteren.
De jongen zei: ‘Nou, gewoon, kwaadheid, schoppen! Ben jij niet compleet ontregeld als je de krant leest? Zou je dan niet à la minute minstens tien dure porseleinen serviezen zo klabam van een zeventiende verdieping willen duwen? Gewoon omdat het niet kán wat er allemaal in de wereld gebeurt?!’
Hij hijgde een beetje en er zat wat speeksel op zijn lip. Ik vond het waanzinnig sexy maar wist me gelukkig op tijd te herpakken. ‘Kijk,’ zei ik, ‘natuurlijk ben ik ontregeld. En geschrokken, elke dag, en als ik het echt allemaal binnen laat komen kan ik zo een nacht huilen. Maar dat is het dus: dan word ik verdrietig. Dan denk ik: al die boze en oneerlijke en egoïstische mensen. En dan denk ik: ik moet blijer zijn, en liever, en vriendelijker. En dan probeer ik blijer en liever en vriendelijker te zijn.’
Ik zag hem denken: o god. Zo’n sensibel type dat geen enkele strijdkreet geroepen krijgt omdat ze binnen de kortste keren ligt te wenen, want het komt allemaal te erg binnen.
Hij zei: ‘Je leek me anders een mondige vrouw.’
Ik zei: ‘Ik kan ook best ruzie maken.’
Hij zei: ‘Maar je zegt net dat je geen woede kent.’
Ik zei: ‘Ho ho, jongeman. Laat ik hier de Romeinse schrijver en filosoof Seneca citeren: “Wie niet boos kán worden is een dwaas, wie het niet wil is wijs.”’
Ik moet aan deze date denken wanneer ik deelneem aan een workshop die Van weerstand naar verbinding heet. Ik geef les aan pubers en dan krijg je vrij regelmatig met weerstand te maken, daarom zitten mijn collega’s en ik met onze opschrijfboekjes in de aanslag op het puntje van onze stoelen. De workshopleider – een innemende man die zowel vriendelijkheid als duidelijkheid uitstraalt (van het type ‘met mij valt niet te sollen’) – leert ons over de verschillende manieren van omgaan met conflict. Hij zegt: ‘Je hebt het kameleontype. Die is het constant met iedereen eens. Noteer het als je jezelf onder die categorie schaart.’
Ik twijfel.
Hij zegt: ‘Dan heb je het duiftype. Die stelt zich voortdurend als de zwakste op. Noteer het als je jezelf onder die categorie schaart.’
Ik twijfel.
‘Het stekeldiertype heeft een kwade en agressieve houding. Het mosseltype pantsert zich met zakelijkheid en nuchterheid. Het haastype ontwijkt de problemen. Waar het fazanttype de focus op anderen richt om zelf niet op te vallen, trekt het aaptype juist aandacht met grote verhalen en kabaal, en overschreeuwt daarmee de eigenlijke kwesties. Het mereltype wil almaar bemiddelen. En ten slotte het struisvogeltype, die zich het liefst uit de werkelijkheid terugtrekt. Noteer onder welk type je valt, mensen. Dan volgt zo dadelijk een oefening.’
Ik noteer merel-haas in mijn opschrijfboekje en kom tijdens de oefening tegenover een stekelvarken-aap terecht. We krijgen een conflictcasus en moeten daarover in discussie. De stekelvarken-aap steekt meteen van wal, en als ik mijn zegje heb gedaan zegt hij: ‘Gatver, wat ben jij positief.’
‘Als je niet boos bent op de wereld, ben je een naïeveling,’ zei mijn date in het café. Ik herinner me dat hij me begon te irriteren.
‘Als je boosheid ziet als criterium om wanorde en onrechtvaardigheid in de wereld te bestrijden ben je niet erg inventief,’ zei ik.
We keken elkaar een paar seconden strak en stil aan. Toen stond hij op. En of dat was om zijn jas aan te doen en te vertrekken, of om nog een biertje te halen, dat weten alleen hij en ik.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.