Het balkon is niet meer van mij. Vijandige troepen zijn neergedaald, hun blik is ijskoud. Ik heb eens ergens gelezen dat ze in deze tijd van het jaar aan broedoverleg doen: ze informeren elkaar over goede, beschutte plekken voor toekomstige eierleggerij. Mijn balkon is de vergaderzaal en beoogde broedplek ineen. Overal de wit-zwarte waas van hun ontlasting. De loveseat die het halve balkon in beslag neemt lijkt met een soort gips overgoten. Het bleke licht van het nieuwe jaar maakt de boel nog kleurlozer. Ik kan wel huilen.
Het is nieuwjaarsdag, regenachtig, ik ben brak. Met een kopje Yogi-thee (spreuk: The purpose in life is to enjoy every moment) kijk ik door de met glas ingezette deur naar het balkon.
‘Je net helpt niet,’ zeg ik.
‘Goh meen je dat, was me nog niet opgevallen,’ zegt mijn huisgenoot grommend. Hij bonkt op het raam. Twee duiven fladderen op, vliegen een rondje, keren weer terug. Ik zeg ‘huisgenoot’, hoewel ik al een tijdje verkering met hem heb, ook al voordat hij mijn huisgenoot werd. Maar ik vind samenwonen nog steeds wat te real klinken. Ik moet ook leren dat ik ‘ons’ balkon zeg, niet ‘mijn’ balkon.
‘We hebben meer tiewraps nodig,’ zeg ik.
‘Ze komen door de spijlen.’
‘Dan moeten we daar gaas.’
‘Ga jij het doen?’
Mijn moeder appt. ‘Gelukkig nieuwjaar lieverdje,’ schrijft ze. ‘Je zult wel een kater hebben.’ Geklapwiek van vleugels, dat eeuwige koeren. ‘Goed koeren scheelt veel vechten’, schreef Erik Menkveld in een gedicht over duiven. Ik ben het niet met hem eens. Goed koeren veroorzaakt veel vechten. Ik word hoe langer hoe agressiever.
‘Geen kater, wel die kloteduiven nog steeds,’ schrijf ik terug. Mijn moeder stuurt vier emoticons; twee van een duivenhoofdje, één van een flesje vergif en één van een gezichtje dat tranen lacht.
‘Bedank,’ zeg ik, ‘hier kan ik wat mee.’
‘Ik kan oom Paul wel even vragen wat je moet doen?’ vraagt ze. Oom Paul is een zwijgzame Drent en ongediertebestrijder. Hij werkt in de gemeente Aa en Hunze en heeft meer te maken met bunzingen in kippenhokken en marters onder rieten daken dan met stadsduiven op balkons, maar ik zeg mijn moeder dat het geen kwaad kan. Ze stuurt zeven duimen omhoog, een hartje en nog een duivenhoofd.
Ik schenk een kopje thee in voor mijn vriendhuisgenoot en scheur een nieuw Yogi-zakje open. Life starts when we start growing a garden. Langzaam krijgt de dag meer kleur. Er is een duif in een hangende bloempot gaan zitten, hij kijkt blij. Dan krijg ik een sms van oom Paul. ‘Ik hoorde van je moeder over de overlast. Vervelend zeg. Ik stuur je zo iets dat kan helpen.’ Vier minuten later volgt dit:
‘Duif
Het had geonweerd en de straat was nat,
het asfalt lag als water aan de oever
van het trottoir, waar plechtig trad
een duif en koerde als een kind, maar droever.
De hemel boven 't park werd licht,
de bomen stonden groen, afzonderlijk
en ieder leek een bos, zo bol zo wonderlijk
en in zichzelf gekeerd, prevelend opgericht.
Ik liep te kijken in de korte stille straat
en zag de duif, de kleur van onweer op zijn vleugels
en poten roze als de dageraad.
Gedichie van Vasalis. Helpt mij altijd. Overige tips: neem een buizerd, zeearend of torenvalk. Span netten (gebruik genoeg tiewraps). Bevestig gaas tussen spijlen. Jaag ze vooral niet kortstondig weg. Duiven houden van terugkeren naar bekende plekken. Hoe vaker ze kúnnen terugkeren, hoe vaker ze zúllen terugkeren. Happy new year!’

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.