Mijn oma werd deze zomer tachtig jaar en daar schrok ze zelf nog het meeste van. Terwijl we soepel en bewegelijk op de fiets stapten voor een speur- en spelletjesroute die mijn oom en tante hadden uitgezet, zei ze: ‘Ik voel me dus een jaar of zesenveertig, Iduna. Laat het een waarschuwing zijn: vanaf zesenveertig gaan je lichaam en je leeftijd onherroepelijk verschillende wegen.’
Ik moest denken aan wat ik een paar weken daarvoor las in Handleiding voor poetsvrouwen, de korte-verhalenbundel van Lucia Berlin: ‘De enige reden dat ik zo oud ben geworden is dat ik mijn verleden heb losgelaten. Verdriet, berouw, medelijden heb ik buitengesloten.’ Mijn oma, weet ik, is op veerkracht tachtig jaar geworden, op optimisme. Na decennia onderdrukking en zelfopoffering heeft ze een nieuwe vriend met wie ze naar het theater gaat en zich laat inschepen op cruises. ‘Ik doe vooral dingen die ik leuk vind, met mensen van wie ik houd’, jubelt ze al jaren. ‘Het is fantastisch Iduna, doe het ook.’
We fietsten langs braamstruiken en giertanken, met de routekaarten op onze sturen getapet. Af en toe gilde mijn tante iets als: ‘Zouden we hier echt rechtdoor moeten?!’ zodat we ons weer op de tocht concentreerden. Ik hobbelde over boomwortels en bleef denken aan wat Berlin, direct daarna, over dat buitengesloten verdriet, berouw en medelijden schreef: ‘Als ik ze binnenlaat, mezelf één enkel kiertje toesta, zal de deur beng openvliegen en zullen golven van pijn mijn hart overspoelen mijn ogen met schaamte verblinden kopjes en flessen kapotslaan potten verbrijzelen ramen versplinteren bloederig rondstrompelen over gemorste suiker en gebroken glas doodsbenauwd kokhalzen totdat ik met een laatste siddering en snik de zware deur dicht duw.’
‘Het nare aan ouder worden is wel dat iedereen om je heen doodgaat’, zei oma toen we bij het onderdeel ‘quiz’ waren aangekomen, waarbij we vragen moesten beantwoorden over haar leven en mijn oom na elke vraag op een bel ramde. Hij had een nepsnor op en mijn tante haalde telkens een nieuwe schaal hapjes tevoorschijn. ‘Al die mensjes die niemand meer overhouden’, zei oma, ‘en ’s avonds helemaal alleen hun prakkie eten.’
En weer schoof Berlin tussen ons in. ‘Eenzaamheid’, schreef ze, ‘is een Angelsaksisch concept. Als je in Mexico-Stad als enige passagier in een bus zit en er stapt iemand in, gaat hij niet alleen naast je zitten, maar zelfs tegen je aan.’
Ik weet dat mijn oma allerlei zware deuren heeft dichtgedaan, dat ze kan huilen als ze over vroeger vertelt maar dat ze liever wat opruimt, of wat knuffelt, of op de fiets stapt. Mijn oma, dacht ik terwijl ik weer een ram op de quizbel hoorde en haar hoorde schateren van de lach, is een Drentse Latijns-Amerikaan. Ze gaat heel dicht naast ons zitten, warmt zich, houdt zich levend.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Kalle Wolters (1993) is een illustrator uit Groningen. Geïnspireerd door de Klare Lijn en affiches van de Russische Avant-garde ontwerpt hij posters, verpakkingen en maakt hij illustraties bij artikelen. Daarnaast maakt hij deel uit van het illustratiecollectief Knetterijs.