Fotografe Katarina Hruskova maakt iedere zondag een verstild tweeluik. Het verhaal ligt tussen de beelden, buiten het kader. Schrijfster Hanneke Hendrix reageert met een tweeluik in tekst. Woorden en beelden die zich aan elkaar spiegelen, tegen elkaar aan schuren of zijdelings schampen.
1.
Op sommige dagen gaat het goed. Het leven is per saldo ook helemaal niet zo ingewikkeld. Slapen, opstaan, eten, iets doen, weer eten, iets doen, weer eten, televisiekijken en weer slapen. Op goeie dagen doorwandel ik dat stramien gewoon. Gewoon. Dan is het geen probleem.
Deuren open, deuren dicht. Luchtplaats, werkplaats, bed.
2.
Ik kijk naar mijn dochter, hoe ze in de kinderstoel zit en zojuist haar handen in de wortelstamppot heeft gezet. De stamppot komt in straaltjes tussen haar vingers door.
“Wat doe je?” vraag ik.
“Guuu-ie”, zegt mijn dochter. Ik lach.
En dan begint ze te huilen. Ze zeggen wel eens dat je die momenten moet koesteren, als iets goed gaat. Mijn zoon is naar de crèche. Hij lacht altijd, aan één stuk en heel hard. Mijn dochter lacht nooit. Als ze niet slaapt, dan krijst ze. Ik bakerde haar vroeger altijd in. Dat leek te helpen, maar soms hoor ik haar zelfs in mijn gedachten huilen, ook al huilt ze even niet.
Maar dat gebeurt niet vaak.
Het valt wel mee.
Als ik haar heel stevig tegen me aandruk, dan komt het wel goed. Heel stevig. Dat is goed voor zo’n meiske. Soms moet ik mezelf even vasthouden want dan wordt het volledig zwart voor mijn ogen, zo moe ben ik. Overdag ben ik al zenuwachtig, omdat mijn zoon om vier uur terugkomt van de crèche. Dan wil hij met me spelen, een boekje lezen, maar dan huilt mijn dochter weer en dan pak ik mijn dochter op en dan zit hij weer overal aan terwijl hij weet dat dat niet mag, hij weet dat wel, en dan schreeuw ik naar hem en dan huilt mijn dochter nog harder en dan lacht mijn zoontje en dan schreeuw ik meer tot hij ook huilt en dan weet ik niet meer wat ik moet doen.
Ik druk mijn dochter dicht tegen me aan. Ze wordt wel stil. Ik weet dat wel.
Voor sommigen is het gemakkelijk om te zien welke wegen je moet bewandelen. Niet voor mij.
Ze is stil.
Eindelijk stil.
Een rust alsof een knallende koppijn van maanden wegtrekt. Of misschien wel jaren, waren het jaren? Hoe lang ben ik al hier?
Ik draag mijn lot. Als het moet fluit ik een liedje. Iets leuks. Iets uit de jaren tachtig. Iets met koortjes en een synthesizer.
Op slechte dagen doorwandel ik het stramien ook. Gewoon. Maar op die dagen blijf ik denken aan de wortelstamppot. Ons huis. Mijn kinderen.
De muren hier.
En ik denk aan jou.
Dat je me had moeten redden.