Fotografe Katarina Hruskova maakt iedere zondag een verstild tweeluik. Het verhaal ligt tussen de beelden, buiten het kader. Schrijfster Hanneke Hendrix reageert met een tweeluik in tekst. Woorden en beelden die zich aan elkaar spiegelen, tegen elkaar aan schuren of zijdelings schampen.
1.
De dag dat Frenkie werd geboren regende het pijpenstelen. Zo erg dat de ruitenwissers van zijn vader het begaven, toen ze over de modderige landwegen naar het ziekenhuis ploegden in de oude Seat die naar zware shag rook. Die dag had Frenkies moeder met een rode kop op de bank gelegen en de kiezen op elkaar “godverdomme” gekreund toen Harry had gevraagd of ze gaan moesten. Frenkies moeder had er al weken geen zin meer in. Het was een stikhete zomer en ze had er überhaupt geen zin meer in.
“Allemaol dien schuld,” zei ze regelmatig tegen haar man. Vandaag was het beter. Het was heerlijk geweest om eens met die dikke buik een dagje op de bank te liggen, met een koele bries uit de ramen, zonder dat haar benen, borsten, armen, alles aan elkaar vastplakten.
“Bij twijfel heb je geen wee,” had de verloskundige eerder die maand gezegd. De moeder van Frenkie had al een paar keer steken gehad, maar ze had getwijfeld. Maar toen ze zojuist voorover had gebogen om een gevallen cashewnoot op te rapen was er een bliksemschicht door haar heen getrokken. Ze gilde. Er werd geklopt.
“Tied um te gaon?” had Harry gevraagd.
Buiten sloeg ergens de bliksem in een schuur. Zo ging dat.
De moeder van Frenkie vloekte.
Het was zover.
2.
Op vakantie had Frenkie besloten het er nog maar eens van te nemen. Aan het zwembad lag hij in de schaduw van de parasol op een stretcher. Hij las een blaadje van zijn vrouw. Zijn vrouw plonsde steeds opnieuw in het water. Dan zwom ze een rondje, klom ze met de waterverplaatsing van een waterval het trapje op en dribbelde ze met petsende voetjes weer naar de duikplank. Zijn vrouw maakte bommetjes. Verder was er niemand in het Egyptische resort. Die ochtend was iedereen in een touringcar gestapt en naar een naburig dorpje vertrokken. Alle Hollanders en Duitsers probeerden in het all-inclusive resort de prijs van de vakantie eruit te eten en drinken.
“Wellness,” had zijn vrouw gezegd, een paar maanden terug bij het eten.
“Wellness,” had Frenkie herhaald.
“Ik heb geen zin meer,” zei Frenkies vrouw ’s avonds bij het eten. Er liepen obers rond met karretjes waarop dampende bergen vlees in au bain-marie-bakken werden rondgereden.
“Ik wil naar huis,” zei ze. Ze gooide haar bestek op het bord. Niemand keek op. Verderop stond op het podium een jongen op een trompetje te blazen, mensen klapten mee op de melodie.
“Hoezo wil jij nou weer gaan?”
“Ik vind er niks aan.”
“En de wellness dan?”
“Ik vind er niks aan.”
Frenkies vrouw keek naar het trompetterende jongetje. Ze had haar armen voor haar boezem gevouwen.
“En ik vind het eten ook niet lekker.”
Frenkie keek naar de zigeunerschnitzel op zijn bord.
“Oké,” zei Frenkie. “Oké.”
Zijn vrouw zette haar bril recht.
“Ik ga het wel even bespreken aan de balie.”
Zijn vrouw knikte. In de zaal werd geklapt. Frenkie stond op.
Op hun kamer pakte Frenkie niet de boekingspapieren die waarschijnlijk nodig waren voor het vervroegen van hun vlucht terug. Frenkie trok zijn nette broek uit en verwisselde die voor zijn joggingbroek. Op de rand van het bed keek hij naar de witte muur met de immense platte televisie eraan vast.
“Het lijkt wel de deur naar de kelder,” had zijn vrouw gezegd.
Het was begonnen en eigenlijk was het ook weer zo voorbij.
Frenkie stond op. Bij de receptie liep hij de meneer en de mevrouw aan de balie voorbij. Hij zwaaide. De meneer en de mevrouw zwaaiden terug. Buiten was niks. Dat was hem wel verteld, maar hij had zich er niks bij voor kunnen stellen. Het was koud. De hemel was een cliché van een sterrenhemel. Het was de mooiste sterrenhemel die hij ooit had gezien. Terwijl hij naar de lichtjes in de hemel keek, liep Frenkie door. Net zo lang tot hij niet meer kon.
In het resort was ondertussen een jeep vertrokken om Frenkie te zoeken. Op het bed huilde zijn vrouw. Maar het mocht niet baten. Het was voorbij gegaan. Alsof het allemaal niks had gekost.