Velen vinden autorijden geweldig. Voor hen staat de auto symbool voor onafhankelijkheid, dient het als een oosterse meditatieruimte, of wordt door versnellingspook en velgen een haast erotische lust opgewekt. Ik hoor daar niet bij. Mijn persoonlijkheid verandert wanneer ik in de auto zit uit pure angst van ‘introvert’ naar ‘agressieve bankdirecteur'. De angst die onder deze agressie ligt, is gedeeltelijk terecht. Ik kan namelijk slecht multitasken en mis af en toe gewoon wat details, zoals verkeersborden met rode randen en andere belangrijke aanduidingen. Laatst heb ik echter een keiharde, maar uiterst effectieve leerschool ondergaan die me in een keer van die angst afhielp.
Vanuit het vliegtuig ziet Cornwall, de zuidwestelijke staart van Groot-Brittannië, er nog idyllisch en vredig uit: eindeloos veel donkergroene Teletubbieheuvels, opgesplitst door een rasternetwerk van groene heggen. Hier en daar een dorpje (compleet met Ligusterlaan), en in de verte de grijze zee. Het landschap is adembenemend. Voor de automobilist verandert dit paradijs echter in een regelrechte hel.
Natuurlijk is er meer bizarre verkeerschaos te vinden in de wereld, zoals in India, Caïro en de verkeerstuin. Maar Cornwall is anders. Je auto wordt er een soort achtbaanwagentje. De weg gaat ofwel stijl omhoog ofwel stijl omlaag, daartussen bestaat niets. Je rijdt links, op rotondes heb je er dus neiging de verkeerde kant te kiezen. De meeste wegen zijn tweebaans, gescheiden door een witte streep, met krankzinnige minimumsnelheden. Met honderd kilometer per uur mag je gaan zien of je je tegenligger op een paar centimeter na kan ontwijken. Om de twee kilometer komt er opeens een scherpe bocht. Die zie je uiteraard niet aankomen, want de lieflijke heggetjes blijken oneindig hoge doornafscheidingen.
Je kan er wel vaart willen minderen, maar dat gaat niet. Tijdens mijn eerste angstige rit had zich zo'n lange file van forenzen achter me gevormd, dat er die dag in Cornwall vermoedelijk een economische mini-crisis is ontstaan. Op de derde dag gebeurde er iets dat m'n verbeelding te boven ging. Abrupt na een hellingbocht knalde onze Mini bijna op een rijdende huizenhoge rode Londense toeristentrolley met drie verdiepingen. Gewoon, even op een landweggetje tussen twee heggen in.
Ik heb gejammerd, gevloekt, en tegen mijn moeder, die met me op vakantie was, geschreeuwd dat we bijna dood gingen. Maar zelfs Cornwall went. Ik zou er iedereen met rijangst of zonder multitask-talent een autovakantie aanraden. Want aan het einde, als je eenmaal opgelucht zuchtend weer thuis zit, besef je dat geen weg ter wereld je meer te gek is. Als je nog leeft, tenminste.