In de eerste aflevering van hard//hoofd tv, over 'update sickness', werd internetcriticus Nicholas Carr geïnterviewd. Hoewel het belangrijkste deel van zijn boodschap goed naar voren kwam, konden we het niet laten om een beetje met hem te spotten. Er vond echter wel degelijk een serieus interview plaats, waarvan het eigenlijk zonde is dat het niet werd uitgewerkt. Bij deze dus alsnog, het gesprek met Carr. Over zakelijkheid, nostalgie en weirdo's die in hun eentje nadenken. "We gaan steeds meer als computers denken."
De aula van de Universiteit van Amsterdam zat afgeladen vol. Het John Adams Institute, dat de intellectuele banden tussen Nederland en de VS wil verstevigen, had weer een van haar immens populaire lezingen georganiseerd. Joris Luyendijk betrad het podium en zei dat er ‘good books’ en ‘great books’ bestaan, waarbij de tweede categorie je leven echt verandert – wat zelden voorkomt. Welnu, het boek van Nicholas Carr (The Shallows, what the internet is doing to our brains) was voor Luyendijk zo’n ‘great book’. Verschillende mensen in de zaal knikten en sommigen drukten het werk zelfs liefkozend tegen de borst.
Carr uit in zijn boek kritiek op onze toenemende afhankelijkheid van internet. Volgens hem verandert ons gebruik hiervan onze hersens. Het internet is gericht op afleiding, op multitasking, op snelle prikkels. Ons brein wil daar steeds meer van en is niet meer geïnteresseerd in het aandachtige lange-termijn-denken, dat door het ‘afgesloten’ lezen van een boek gestimuleerd werd.
Toen was het zover: de man van de avond kwam op. Het publiek hield de adem in.
Nicholas Carr is echter niet zo charismatisch als eerdere genodigden van het instituut, zoals Jonathan Safran Foer, David Remnick of Bret Easton Ellis. Hij hield een overzichtelijke, zelfs leuke presentatie over zijn boodschap. Maar hij lachte zelden en bediende zich niet van de kwinkslagen waarmee zijn voorgangers de zaal voor zich wonnen. Hij leek een beetje op het personage van Russel Crowe uit The Insider: een grijze scheikundige met een frameloze bril, uitgeblust door zijn strijd tegen de tabakindustrie, maar volhardend in zijn boodschap. Ook Carr, afgestudeerd aan Harvard, vecht tegen een machtige vijand: het internet. Ietwat gelaten, maar toch fel en welbespraakt, reageerde hij op de bezwaren uit de zaal en het voor hem samengestelde debatpanel.
De volgende dag zit hij tegenover me. Hij kijkt ietwat wantrouwend, klaar voor mijn kritiek op zijn conservatieve boodschap.
Steeds terug naar het scherm
U bent altijd een technologievolger geweest. Vanwaar deze omslag?
“Ik was inderdaad een fervent gebruiker van computers en de eerste vormen van internet. Tot ik merkte dat ik er moeite mee had om me te concentreren, met name wanneer ik een lang artikel of een boek las. Ik werkte een paar pagina’s of paragrafen door en raakte oprecht verveeld door de statische informatie. Ik wilde mijn mail checken, op Google zoeken, op links klikken. Vaak legde ik het boek opzij en liep naar de computer. Ik realiseerde me dat ik niet alleen ‘gewoon’ afdwaalde, maar dat mijn brein zich echt wilde gedragen zoals het achter een computer deed. Ik vroeg me af: kan het internet ons zo beïnvloeden dat het ons denken aanpast, ook wanneer we er niet mee bezig zijn?”
Dat is niet een heel nieuwe gedachte. Toch heeft dit boek een enorme impact gehad. Waardoor komt dit?
“Het web bestaat nog niet zo lang – twintig jaar – en het is zelfs nog korter geleden dat veel mensen toegang tot snel internet kregen en dat het verbonden werd met allerlei gadgets. Het is een waanzinnige technologie; in zo’n korte tijd is het onmisbaar geworden. We kunnen ons geen leven zonder internet voorstellen. We hebben onze persoonlijke gewoontes en de maatschappelijke verwachtingen op basis van het internet hervormd. Tot nu toe hebben we ons vooral op de voordelen gericht, omdat het zo’n plezierig medium is. We zeiden alleen maar: meer, meer, meer. Maar nu beginnen sommige mensen zich toch zorgen te maken over de negatieve bijeffecten. Mijn ervaring en twijfels komen overeen met die van anderen. Daardoor zijn mijn boek en andere kritische geluiden nu populairder dan voorheen.”
"Binnen twintig jaar zijn we volledig afhankelijk van het internet geworden."
Zou u zeggen dat de internetcensuur van Iran en China eigenlijk een zegen voor die mensen is, omdat ze zich dan beter kunnen concentreren?
“[lacht] Nee, nee, ik ben me ook heel bewust van de voordelen van het net. De mogelijkheid om je stem te laten horen op een enorme schaal is een van de grootste voordelen. Wanneer je de technologie gebruikt voor politieke vrijheid omdat je in een dictatuur leeft, is dat waarschijnlijk urgenter en waardevoller dan het hebben van diepe gedachten. Er is een hiërarchie voor menselijke behoeften, en die verschilt per land.”
U zegt dat wij het internet niet meer beheersen, maar dat het ons beheerst. Dat klinkt als het bekende science fiction-scenario: machines will take over.
“Ik denk niet dat de machines zullen opstaan en ons als Terminators zullen aanvallen, maar we moeten oppassen dat we niet zelf in machines veranderen. Computers zijn niet goed in dingen waarvoor ze niet geprogrammeerd zijn, routes die niet op een bepaald einddoel gericht zijn. Wat ik een van de meest interessante dingen aan het menselijk brein vind, is dat wij met een open einde kunnen denken, zonder meteen een vraag te beantwoorden of een probleem op te lossen. Dat soort gedachten zijn vaak het moeilijkste, maar ook het meest menselijk, en ik denk dat we door onze afhankelijkheid van computers die capaciteit verliezen.”
Zakelijk denken
Is die zakelijkheid het probleem?
“Het is bijna een industrialisatie van het denken. Het concentreert zich op termen die daarvoor alleen in fabrieken of de zakenwereld gebruikt werden: efficiëntie, productiviteit, enzovoorts. Die zakelijke criteria worden deel van heel intieme delen van ons leven en lijken het overkoepelende doel te zijn. Kijk maar naar Facebook, waar je je sociale leven in allerlei categorieën indeelt. We zijn toch meer dan dat?”
Dat past ook heel erg binnen de consumptiemaatschappij: meer, meer, meer, ongeacht de kwaliteit.
“Het is een onderdeel van de consument-ethiek. Wanneer je kijkt naar wetenschappelijk onderzoek naar onze hersencapaciteit, dan zie je dat het voortdurende scannen ervoor zorgt dat we geen goed onderscheid meer kunnen maken tussen belangrijke en triviale informatie. Het wordt een grote brij en het vergaren van informatie wordt op zichzelf belangrijk. Ik zie het in mijn eigen gedrag. Het wordt dwangmatig: je kunt niet ophouden met het checken van dingen, je hebt een onstilbare honger naar nieuwe informatie.”
Is het niet een bredere trend? Je ziet bijvoorbeeld ook dat het niet sociaal acceptabel meer is om verlegen te zijn. Het snelle vermaak dat tv en kranten overneemt. Tieners met burn-outs door prestatiedruk. Dat sluit ook allemaal het contemplatieve denken uit.
“We leven in een zeer snel tijdperk. Deze trend is al langer bezig en leidt ons langzaam naar een meer utilistische manier van denken: hoe kunnen we efficiënt met informatie omgaan, de zo snel mogelijk reageren op een prikkel, enzovoorts. Als je nu een sms, e-mail of tweet stuurt en mensen reageren niet snel, dan irriteert dat ogenblikkelijk: wat is er aan de hand?
We zijn zeer gefocust op de snelheid van een antwoord. Dan wordt het langzame, afgezonderde denken dat niet op het directe antwoord of een onmiddellijke oplossing is gericht, direct verdacht. We zeggen: waarom zit hij nog niet op Facebook en Twitter? Wat is er mis met hem? Daar zit hij dan, verloren in zijn eigen gedachten, de weirdo. Tot voor kort was dat het ideaal van het intellectuele leven: mensen die zich konden concentreren en zich zonder specifiek doel ergens over verwonderden. Nu vinden we dat gedrag maar raar. Het internet is niet de enige oorzaak hiervan, maar het versnelt dit proces enorm.”
"Daar zit hij dan, verloren in zijn eigen gedachten, de weirdo."
Het is ook een zeer narcistisch tijdperk. Mensen praten de hele dag op internet, zonder dat ze zich afvragen of het belangrijk is wat ze zeggen.
“Het individualisme is oorspronkelijk een romantisch gegeven. Het is ontstaan uit een behoefte aan een identiteit buiten de gemeenschap, de afgezonderdheid die ik steeds noem. Jij was de heerser van jouw intellectuele wereld. Op het internet slaat dit door naar narcisme, dat klopt. Je bent niet meer de afgezonderde mens met controle over zijn of haar leven, maar juist het centrum van de aandacht. Je identiteit wordt steeds meer sociaal bepaald: hoe andere mensen je zien en (soms letterlijk) beoordelen, met name op Facebook. Zo is het individualisme niet bedoeld. Dit maximaliseert het zelfbewustzijn. We worden allemaal een soort mini-beroemdheden die moeten communiceren met hun publiek.”
Is dat niet een van de grootste problemen die het internet veroorzaakt? Te veel zelfbewustzijn?
“Zelfbewustzijn hoort bij sociale situaties. Als je naar buiten gaat, ben je je ook bewust van je uitstraling, kleding, identiteit. Maar internet is een omgeving waarin we – voor de eerste keer in de geschiedenis – permanent in een sociale situatie zitten. Vroeger was je soms in een sociale setting, soms min of meer alleen. Nu zet je als je thuis komt van je werk of een feestje meteen de computer aan. Je bent nooit meer niet-sociaal, nooit meer alleen met jouw gedachten.”
Nostalgie
Velen zullen u als een conservatieveling zien.
“Ik denk dat vooruitgang een neutrale kracht is, ondanks de naam [lacht]. Mensen zullen voortdurend herdefiniëren wat ze belangrijk vinden, dat hebben we altijd al gedaan. De prioriteiten voor ons sociale leven, voor ons werk en voor ons denken veranderen steeds weer. Ik hecht meer waarde aan het contemplatieve denken dan de meeste mensen, maar mijn mening is niet beter. Ik zal waarschijnlijk ook niet winnen. Maar het is volgens mij geen conservatieve aanpak. Ik zie het als een kritische blik op een onvermijdelijke vooruitgang. Ik denk dat het belangrijk is om bij een technologie die voordelen brengt, een stap naar achteren te doen en het te analyseren, te bekritiseren en vraagtekens te plaatsen. We willen zo graag opgaan in de ‘nieuwheid’ van technologie, dat we onze twijfels uitschakelen.”
Verzandt u niet in nostalgie?
“Nostalgie is een term die vaak beledigend gebruik wordt. Alsof niets in het verleden goed was en alle vernieuwing per definitie beter is. Daar ben ik het niet mee eens. Als je met nostalgie bedoelt dat ik inzie dat de maatschappij soms iets achterlaat wat we beter hadden kunnen behouden, dan ben ik absoluut een nostalgist.”
"Nostalgie is een term die vaak beledigend gebruik wordt."
In feite bevestigt dit uw punt: dat het internet weinig reflectie toestaat.
“Je ziet dat mensen deze discussie proberen te simplificeren: ben je voor of tegen internet? Dat mist het punt. Om de effecten ervan te begrijpen, moet je inzien dat de voor- en nadelen van de techniek allemaal met elkaar verbonden zijn. Het is typisch voor het internettijdperk, die simplificatie: voor of tegen, lekker snel te begrijpen. Toch zit het wat genuanceerder in elkaar. Ik moet steeds weer uitleggen dat ik an sich niet anti-internet ben. Als het internet niet nuttig zou zijn, zou het nooit populair zijn geworden.”
Oplossing?
Wat is uw advies?
“Ik denk niet zoals een computer, dus voor mij heeft ook niet elk probleem meteen een oplossing. We moeten de balans terugvinden, het internet minder gebruiken, er minder afhankelijk van worden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Mensen denken graag: het zijn slechts gebruiksmiddelen, we gebruiken de techniek hoe we willen en kunnen die met een beetje zelfdiscipline zo weer opzij leggen.
Dat klopt niet. De verwachting om altijd online te zijn zit nu in je baan ingebouwd. Offline gaan betekent dan opeens mogelijk schade aan je carrière. Voor jonge mensen is moderne techniek essentieel voor hun sociale leven: iedereen is aan het sms’en en spreekt af via Facebook. Het is heel moeilijk om niet mee te doen; offline gaan staat dan gelijk aan sociale isolatie. Maatschappelijke verwachtingen en gedragspatronen vormen zich naar het internet. Om daar afstand van te doen, moet je persoonlijke offers brengen. Als je de koers van de technologie wil veranderen, moet je denken aan educatie, sociale omgevingen, verandering op de werkvloer. Er zijn bedrijven die e-mailloze vrijdagen invoeren. Dat is een begin.”
U heeft de keuze gemaakt om te minderen.
“Ik heb ermee geworsteld. Tijdens het schrijven heb ik het echt voor een groot deel afgezworen. Ik heb Twitter en Facebook verwijderd en was maar een deel van mijn tijd online voor e-mail en voor onderzoek. Maar nadat het boek voltooid was, kwam ik al snel weer in de verleiding om mee te doen. Ik heb nog steeds geen Facebook en Twitter, maar heb een aantal keer op het punt gestaan om er weer mee te beginnen. Sociale media zijn de meest extreme afleiders van het internet, ze zijn ontworpen voor verslaving en onderbreking. Ze hanteren het stream-model, waarbij de informatie statisch lijkt, maar telkens weer verandert. Mijn balans is nu redelijk, maar het blijft zelfs voor mij moeilijk om de druk te weerstaan.”
Voelde u de positieve effecten toen dit lukte?
“Absoluut, dat gebeurde al heel snel. Ook al gebruikte ik het internet voor onderzoek, ik probeerde toch vaak het fysieke boek te bemachtigen en het echt te lezen. Het lukte me beter om me te concentreren en om complexe wetenschappelijke tijdschriftartikelen te lezen. Ik hoefde niet meteen terug naar het scherm.”
"Ik juich het toe dat er mensen zijn die het internet meer boek-achtig willen maken. Maar ik denk niet dat het internet dat wil."
Zullen meer mensen u volgen?
“Er komt een tegenreactie. Internetcultuur stond eerst buiten de mainstream. Het was nieuw, anders en daardoor heel aantrekkelijk. Nu heeft Facebook zeshonderd miljoen leden. Internetcultuur is nu de mainstreamcultuur. Iedereen wordt gedwongen om mee te doen. Je zult dan altijd tegenbewegingen krijgen. Ik denk dat er spoedig een protest tegen deze voortdurende verbondenheid komt. Het zal waarschijnlijk vanuit jonge mensen komen. Het zou mij erg teleurstellen als jongeren niet op een gegeven moment zeggen: waarom zit ik op Facebook, met al die oude mensen? De vraag is hoe groot die beweging zal zijn.”
En hervorming?
“Er zijn pogingen om de technologie om te buigen en er is software die erop gericht is om even niet verbonden te zijn of het internet minder afleidend te maken. Maar tot nu toe is dat slechts een bijverschijnsel. Ik betwijfel überhaupt of het een oplossing is. Technologieën hebben een bepaald karakter en zijn goed in bepaalde dingen. Je kunt de technologie niet maken tot iets wat het niet is. Computers zijn ontworpen en worden gewaardeerd vanwege hun capaciteit om veel informatie te distribueren en communicatievormen te verbinden. Het afleidende is inherent aan het systeem. Ik juich het toe dat er mensen zijn die het internet meer boek-achtig willen maken. Maar ik denk niet dat het internet dat wil."
Er is dus geen oplossing voor uw probleemstelling.
“De vraag is: willen mensen een oplossing? Tot nu toe lijken ze er gelukkig mee te zijn. Ze zoeken niet naar een oplossing, maar juist naar meer. Eerst zullen mensen moeten zien dat er een probleem is. Ik vraag me af of dat ooit zal gebeuren.”
Verschenen op hard//hoofd, met medewerking van Eva Sancho
Rutger Lemm is schrijver, grappenmaker en scenarist. In 2015 verscheen zijn debuut, 'Een grootse mislukking'. Hij is een van de oprichters van Hard//hoofd.
Floris Solleveld is overdag historicus en filosoof. Tussendoor tekent hij met inkt en penseel en schrijft over interdisciplinaire podiumkunsten. Of over politiek. Soms ook poëzie.