In het snikhete museum voor moderne kunst Palais de Tokyo in Parijs sta ik stil bij zes televisieschermen. Op elk scherm is een gesluierde vrouw te zien voor een gekleurd glittergordijn. Zes schermen, zes kleuren. De vrouwen zingen ieder een eigen lied, sommigen hebben hun ogen dicht, sommigen kijken recht in de camera. Het zijn fijne beelden; de vrouwen lijken helemaal op hun plek, ze doen zogezegd lekker hun ding.
Er is een hittegolf in Parijs, vandaag is het 44 graden. Samen met zeventien andere beginnend-schrijvers mag ik vanuit de organisatie deBuren twee weken in deze stad resideren: materiaal verzamelen, in gesprek met gastschrijvers, beginnen aan nieuw werk. Een cadeautje, maar in deze temperaturen is de hitte het enige materiaal dat we kunnen vinden. ‘Als we over de wereld willen schrijven, moeten we over de hitte schrijven,’ zei een mederesident vanmiddag. Zelfs het museum lijkt het erin te willen wrijven; er is geen klimaatbeheersing, nergens airco, elke zaal is opnieuw verstikkend.
Een BBC-artikel, waarin staat dat er nog achttien maanden zijn om de wereld te redden, heeft ons bang gemaakt. Wat als deze wurgende hitte echt de toekomst is? Niemand heeft antwoord, de één maakt een grap, de ander wordt stil en verdrietig. Ik heb me aangesloten bij iemand die zei: ‘Dan maar een museum.’
Zweet stroomt tussen mijn borsten en door mijn bilnaad, mijn lichaam is nat en zout. Pas als ik alweer ben doorgelopen, valt het me op: ik hoor de vrouwen voor de glittergordijnen helemaal niet. Het zijn stille beelden, hun zingende monden lijken op happende vissen.
Als ik terugloop naar het bordje, lees ik: ‘The videos have no sound, in a direct reference to the ban that forbids women from appearing alone on stage or recording music in Iran.’ De kunstenares Newsha Tavakolian zegt over haar werk: ‘All my characters seem to be silent and invisible, but at the same time, in their inner worlds, they are rebels striving to change their situations.’
’s Nachts op bed, in de drukkende mufheid van een kamer waar een vlieg zoemt boven een gesmolten chocoladereep en waar ondergoed langzaam uit de broeierige waszak lijkt te kruipen, denk ik na over de stille zingende vrouwen en wat ze te maken hebben met het bange hittegevoel van de afgelopen dagen.
Zou het zo zijn, denk ik, dat we op een bepaalde manier altijd doof blijven? Dat we denken iets moois te beleven, zoals een zingende vrouw of een warme zomer, en pas doorhebben dat er iets helemaal niet in de haak is als we al lang doorgelopen zijn?