“Ben je bekend met Parkinsonpatiënten?”, vraagt meneer, die tot nu toe niet erg amused lijkt door mijn verschijning. “Nou ja, uw vrouw is niet de eerste die ik tegenkom, maar echt veel heb ik er nou niet ontmoet. Zo af en toe eens eentje.” Vervolgens steekt meneer een heel verhaal af over de zorg, hoe hij en zijn hulpbehoevende vrouw hier terecht zijn gekomen en over wat er allemaal aan ze beloofd is en wat daar allemaal niet van is nagekomen.
“Zal ik uw vrouw maar even uit bed halen?”, vraag ik voor meneer weer aan een ellenlange monoloog begint. “Ja daarvoor ben je hier gekomen jongen”, komt wat ondermijnend zijn mond uit, “voor mij is het echt geen doen meer om haar te helpen.” Het uit bed tillen gaat inderdaad moeizaam, maar uiteindelijk heb ik haar op de po-stoel. Ik schuif haar met de po-op-wielen aan tafel voor de lunch.
“Kijk, dit bedoel ik nou, hebben ze me gekookte aardappelen gegeven, speciaal voor mij, maar geen jus. Dit is toch te gek voor woorden. Hier, wat is dit…” en meneer roert wat met een lepel in een klein bakje. “Mosterdsaus, wel mosterdsaus voor de vis, maar geen jus voor de aardappelen.” Meneer zit al aan de telefoon als ik opper om wat jus van zijn vrouw te gebruiken, aangezien zij maar een heel klein beetje wil. “Nee, die jus mag ik niet, die is niet glutenvrij… ja hallo, met meneer van Tongeren, nou luistert u eens, nou hebben jullie heel goed rekening met mij gehouden door gekookte aardappelen te geven in plaats van gebakken, maar hebben jullie er niet aan gedacht dat daar natuurlijk jus bij hoort. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat ik zo die droge aardappelen op moet eten?”
Uiteindelijk lukt het me om haar met één arm vast te houden en met mijn andere het hele zooitje van haar heupen te laten glijden. Eenmaal met haar blote billen op de po, laat ik haar alleen.
Gefascineerd luister ik met het telefoongesprek mee. Hoewel ik af en toe word afgeleid door wat gekreun van mevrouw omdat ze een hap van me wil. Zij kan door haar ziekte moeilijk praten. Ze beperkt zich daarom liever tot wat gezucht en gesteun, of zou het toch ook een uiting van irritatie naar haar man zijn. “Ja dat is goed”, zegt meneer verder in zijn gesprek, “nee voor dat kleine beetje jus maakt het niet uit, nee dat is goed.” Ik kan eruit opmaken dat er toch een beetje glutenrijke jus naar boven wordt gestuurd. “Neemt u dan alvast een beetje van uw vrouw”, stel ik nogmaals voor. Ditmaal gaat hij toch overstag.
We eten zwijgzaam voort, dat wil zeggen, ik en mevrouw zijn stil. Meneer blijft praten, over de zorg, de service, het appartement, het verzorgingshuis, de medewerkers, enzovoorts, op alles heeft hij uiteraard wat aan te merken. Als ik het gesprek een andere wending probeer te geven, door mevrouw bijvoorbeeld wat aandacht te geven, dan weet hij telkens het gesprek weer naar zichzelf toe te trekken. Als het gaat over zijn vrouw, dan gaat het over hoe zwaar hij het heeft met alle zorg voor haar.
“Zo”, zeg ik na het toetje en de medicijnen, “zal ik mevrouw maar weer eens even in bed leggen?” Meneer vindt het goed. “Moet u eerst nog even naar het toilet?”, vraag ik aan mijn cliënt. “Laat ik het maar proberen”, fluistert ze me toe. Ik zet haar po-stoel naast het bed en til mevrouw omhoog. We staan erg knus, maar erg comfortabel is het niet, bovendien kom ik een arm tekort om haar broek naar beneden te trekken. Uiteindelijk lukt het me om haar met één arm vast te houden en met mijn andere het hele zooitje van haar heupen te laten glijden. Eenmaal met haar blote billen op de po, laat ik haar alleen.
Als ik terugkom is er nog niets gebeurd. Ze moet toch niet zo nodig, denk ik. Als ik haar weer overeind zet en mevrouw ineens krampachtig allerlei spieren begint aan te spannen, komt alles er alsnog uit. Ondertussen wordt meneer ongeduldig door mijn gehannes met zijn vrouw. Hij komt, met de telefoon alweer aan zijn oor, poolshoogte nemen. Ik wil hem nog waarschuwen, maar het is al te laat. “Die jongen is hier nog steeds bezig, ik snap niet dat jullie geen bekende sturen, mijn vrouw wordt hier doodzenuwachtig van, en trouwens, ik zag Suzanne net gewoon over de hal lopen, hoe kan dat?” Meneer heeft ondertussen niet door dat hij over de telefoon staat te tieren, terwijl hij in een grote plas urine van zijn vrouw staat. Dit beeld bevestigt, denk ik, het best hoe hij zich voelt in deze relatie.