Het afschuwelijke, zieluithollende fenomeen is bekend. Ze maken de gezelligste centrale punten van de stad tot onheilsplekken. Ze hebben gifkleurige jassen aan, clipboards met pennen, en een jonge, gefinancierde lach die strak lijkt te staan van succes: de kranten- en goededoelenverkopers. Er is al zoveel over geklaagd, zoveel over gefilosofeerd, maar er is nog nooit een definitieve oplossing gekomen. Want hoe kom je nou van ze af zónder schuldgevoel, zónder aangesmeerd abonnement, en zónder een gênant sprintje te hebben getrokken, begeleid door de woorden NEE NEE NEE?
Zeker bij verkopers van goede doelen kán je haast niet argumenteren om géén donateur te worden. Hoe kan je nou toegeven dat je geen €1,50 per maand over hebt voor de analfabete lepraweesjes in Tanzania? De werkelijkheid is natuurlijk anders. Goede doelen zijn net als inktpatronen voor je printer: begin eraan, en er ontstaat een zwart gat waar al je geld onherroepelijk in verdwijnt.
Dat weet de verkoper ook. En daarom levert hij argumenten aan als ‘van jouw vakantiegeld had de mishandeling van vier SM-gorilla’s voorkomen kunnen worden. Maar ja. Jij wilde naar Kreta.’ Al die impliciete, sluwe aantijgingen gericht op je schuldgevoel in de vorm van een blije, huppelende student laten je op een gegeven moment denken dat je een inktzwarte ziel hebt.
En gek genoeg ontdekte ik laatst dat daar juist de oplossing ligt.
Voor de ontelbaarste keer benaderde Goede Doelenverkoper me op de Stadhuisbrug. Ik had redelijk wat haast, was moe, en lette niet zoveel meer op of anderen me nog mochten. Ik onderbrak de verkoper met de mededeling dat ik geen geld wilde uitgeven, ongeacht de uitgestorven baby’s in Kenya. En na het onvermijdelijke, beschuldigende ‘waarom’, waar ik normaal gesproken altijd met een mond vol tanden stond, zei ik nu opeens het sleutelargument: ‘Ik ben door-en-doorslecht’.
Het werkte direct. Het ging niet zozeer om het zinnetje, als wel om de boodschap die het zinnetje uitzond. Ik had namelijk het kostbaarste van mezelf, hetgeen waarvan de verkoper altijd dacht dat ik die niet wilde verliezen, al de deur uitgegooid: mijn ego. Vanaf dan had de verkoper geen enkele houvast meer.
Het is immers je ego waar je geld voor over hebt, bakken geld, het is in feite ook je ego dat met maandelijks abonnementsgeld onderhouden wordt, niet de lepraweesjes. De verkoper weet dit maar al te goed, lacht, weet dat hij zijn belangrijkste en enige troef verloren heeft, en weet niets meer te antwoorden. Ik was weer vrij. Ditmaal voorgoed.