‘Autorijden is vooruitkijken,’ legt de examinator uit terwijl hij iets bestudeert op zijn smartphone.
Ik zit verstijfd naast hem, turend naar een wirwar aan verkeersborden, rijbanen en medeweggebruikers. Een zonnig Amsterdam Nieuw-West openbaart zich in al zijn wanorde.
‘Zie je die Texaco?’
Texaco? Welke Texaco? Wat ik wél zie is een Volkswagen Passat die probeert in te voegen op mijn rijbaan. Mijn rijinstructeur, die achterin de auto zit, kreunt. Er klinkt getoeter.
‘Als je die Texaco niet zag, heb je dus niet genoeg vooruitgekeken, Imre,’ zegt de examinator.
Deze man kent me pas een half uur, maar noemt mijn naam al om de paar zinnen – een manipulatieve truc die je altijd moet wantrouwen bij gesprekspartners.
Ik mompel sorry en heb het idee dat er iets lekt in de auto. Of zijn het mijn eigen zweetdruppels die zich vormen op plekken waar ik normaal nooit transpireer?
Er is geen tijd om hierbij stil te staan, want we naderen een rotonde. Ik probeer rustig af te remmen en terug te schakelen om een snel naderend busje voorrang te geven. Paniekmoment: het busje geeft geen richting aan, maar slaat toch af. Waar ik had verwacht te moeten stoppen, rij ik plotseling met vaart de rotonde op.
Het oordeel van de examinator hangt als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd.
‘Waarom doe je dat?’
‘Wat?’
‘Waarom blijf je je koppeling ingedrukt houden?’
Wat is de zin van het leven? Bestaat er een god? Waarom blijf je je koppeling ingedrukt houden?
‘Ik weet niet… Ik wilde remmen en in z’n twee de rotonde nemen, maar dat ging niet helemaal goed, geloof ik.’
De examinator rolt met zijn ogen en bij mij begint het gevoel in te dalen dat ook dit derde herexamen op een mislukking zal uitdraaien.
Waarom doe ik dit mezelf aan? Een paar decennia geleden was de auto een symbool voor vrijheid, een manier om te gaan en staan waar je wilde. In 2018 zijn auto’s verworden tot vehiculum non gratum, verbannen uit steeds meer stadscentra, tot stilstand gekomen in kilometerslange files, voorbijgestreefd door zelfrijdende Google-auto’s.
Toch is een rijbewijs nog steeds een verplicht onderdeel van je bildung als jongvolwassene. ‘Heb je je rijbewijs al gehaald?’, is een vraag die vaak voorbij komt. ‘Zou je er niet eens aan beginnen?’
Al dat lesgeld – denk ik, terwijl ik plankgas twee vrachtwagens probeer in te halen – al dat lesgeld had ik ook kunnen besteden aan een reis door Zuidoost-Azië, aan een nieuw interieur, of gewoon aan heel vaak uit eten gaan. Koos ik voor rijlessen omdat ik het zelf wilde, of toch omdat iedereen het van me verwachtte?
Na een laatste discutabele parkeermaneouvre zit het examen erop. De examinator, mijn instructeur en ik lopen over het parkeerterrein naar het CBR-gebouw (het protocol is dat je pas binnen hoort of je gezakt bent). Verlost van de airco van de lesauto voelt de warme junilucht als een Turks stoombad.
Binnen gaat de examinator tegenover me zitten. Maar ik ben niet bang meer voor de negatieve boodschap die zal volgen. Auto’s zijn de verliezers van de geschiedenis – blikken gevangenissen die ongelukken veroorzaken en het milieu naar de verdoemenis helpen; emblemen van een vervlogen tijd, weggedrukt door schonere en veiligere concurrentie. Waarom zou je überhaupt een poging wagen om deze dingen te leren besturen?
Tegen iedereen die nog geen vermogen heeft uitgegeven aan rijlessen, wil ik schreeuwen: begin er niet aan! Je kunt je tijd en geld nuttiger en aangenamer besteden – wat je omgeving je ook wijsmaakt. Had iemand dit een paar maanden geleden maar tegen mij geschreeuwd, voor ik aan dit heilloze project begon. Maar goed, het is nooit te laat om te stoppen. Ik zeg mijn rij-ambities vaarwel, leve de vrijheid.
Ik kijk de examinator aan. Hij kijkt mij aan.
‘Imre, ik heb goed nieuws voor je.’
Zal je altijd zien.
Beeld: Mitchell Koops
Het bovenstaande gelezen en getroffen door inspiratie? Altijd al op Hard//hoofd willen publiceren? Stuur je stukje op naar lotte@hardhoofd.com!