Als kind was slaap voor mij alleen een vervelende onderbreking. ‘Maken, maken, maken,’ was mijn slogan en niet gehinderd door medium- of genrerestricties werkte ik aan detectiveverhalen, strips, rapnummers en ga zo maar door. Vanuit het gezichtspunt van een 31-jarige is het een jaloersmakende productiviteit.
Ook provocerende onderwerpen schuwde mijn jongere ik niet. Tijdens economie op de middelbare school vulde ik mijn schrift met een strip over de superheld Durexman die de strijd aanbond met kwaadaardige spermacellen (Durexman had ter bescherming een condoom op zijn hoofd). Was de laatste pagina vol, dan moest mijn wiskundeschrift eraan geloven. De inspiratie was eindeloos en de drempel van een leeg vel non-existent.
Inmiddels zou je kunnen zeggen dat ‘het maken van dingen’ mijn beroep is geworden. Maar tegenwoordig word ik helemaal niet zo enthousiast wakker als ik weet dat er een leeg vel – of een leeg document – op me wacht. Sterker nog, ik trek liever de dekens nog een keer over mijn hoofd. En niet alleen de onbeperkte maak-vreugde ben ik met de jaren kwijtgeraakt. Ook als ik naar het oude werk kijk, begrijp ik niet wat ik er toen goed aan vond. De Durexman-strip blader ik bijvoorbeeld door met lichte schaamte.
Als kind kon het me geen reet schelen wat iemand vond van wat ik maakte. Maar nu ik ‘volwassen’ ben en ik (bijvoorbeeld) deze tip aan het schrijven ben, heb ik de mening van anderen juist geïnternaliseerd in het creatieproces. En dat roept vragen op als: is dit niet al eens eerder gedaan? Wie ben ik om dit op te schrijven? Wat is de deadline? Het leidt tot een spagaat tussen risicomijdend schrijven én boos zijn op mezelf dat ik géén risico’s durf te nemen.
Gelukkig ben ik niet de enige. Ook de groten der aarde zijn vaak niet te spreken over hun eigen creaties. Kijk maar naar de lange lijst boeken over writer’s blocks. Of naar de auteurs – van Joyce tot Gogol – die hun manuscripten in het vuur gooiden. Jeanette Winterson (bekend van Oranges are not the only fruit) voerde een juridische strijd om een van haar éigen boeken uit de winkels te krijgen. Harper Lee bleek na haar dood een ongepubliceerd manuscript in een kluis te hebben gestopt, omdat ze haar oeuvre graag wilde beperken tot To Kill a Mockingbird.
Een kritische houding heeft natuurlijk voordelen, maar uiteindelijk worden we er denk ik productiever van als we ons niks aantrekken van de verwachtingen van anderen én van onszelf. Laten we de uitdaging aangaan: schrijven omdat we er zelf zin in hebben, het proces belangrijker maken dan het resultaat, slechte kunst durven maken, schrijven en tekenen als een kind. Misschien wordt het niks, maar dan hebben we toch een goede tijd gehad. En daarbij: wie zijn wij om zelf te bepalen of ons werk goed is?