Imre en zijn vader betreden het fictieve boevenpad om te verbergen dat zij brave jongens zijn. Wat gaat er schuil achter onschuldigheid?
Op de lagere school van mijn vader werden leerlingen eens in de zoveel tijd naar de pastoor gestuurd om te biechten. Dat klinkt ouderwets en dat was het ook – zelfs voor de jaren vijftig. Maar mijn vader groeide op in een uithoek van Limburg en daar was de tijd stil blijven staan. Dat bleek ook uit andere dingen: er zaten alleen jongens bij hem in de klas, de school werd gerund door paters, en lijfstraffen waren aan de orde van de dag. De sfeer uit een plattelandsroman van Hugo Claus, stel ik me zo voor.
Biechten was voor mijn vader en zijn klasgenoten geen ritueel dat je over kon slaan als je braaf was geweest. Het was een verplicht nummer. Je móest dus ook altijd iets op te biechten hebben. En daar begonnen voor mijn vader de problemen. Hij hád nooit iets op te biechten.
‘Wat heb je allemaal uitgespookt afgelopen week?’
‘Niks zondigs, meneer.’
‘Dat is gelogen. Jongens van jouw leeftijd misdragen zich aan de lopende band.’
‘Ik kan echt niks bedenken.’
‘Nonsens. Je hebt vast je zus gepest? Of heb je soms de naam van de Heer misbruikt?’
Een brave jongen zijn? Mijn vader kwam er niet mee weg. Uiteindelijk begon hij de pastoor dingen op de mouw te spelden om het hem naar de zin te maken.
‘Ik heb appels gestolen van de groentekar,’ zei hij dan bijvoorbeeld.
Daar kon de pastoor wel wat mee.
‘Dat is zeer kwalijk mijn zoon. Maar als je twee weesgegroetjes zegt, worden je zonden kwijtgescholden.’
Toen ik in het kader van de Biechtweek mijn zonden op tafel wilde leggen voor Hard//hoofd, liep ik tegen dezelfde moeilijkheid aan als mijn vader: ik ben eigenlijk best braaf. Nooit appels gestolen van de groentekar, geen xtc gebruikt, altijd opgestaan voor ouden van dagen in de tram. Met zo’n ongeschonden blazoen kun je niet aankomen bij een biechtmoeder of -vader. Ze lachen je uit.
Dit overdenkend, ontstond het voornemen om iets te ondernemen waarmee ik wél met een gerust hart op een biechtstoel plaats kon nemen. Iets waarvan de consensus is dat het echt niet mag. Iets slechts…
Ik begon met het opstellen van een lijstje:
- De fiscus oplichten
- Vernielingen aanrichten op straat – auto’s bekrassen etc.
- De geliefdes van goede vrienden het hof maken
- Een restaurant verlaten zonder te betalen
- Anoniem een politicus bedreigen (of chanteren)
- Kledingstukken van huisgenoten verduisteren
- Niet komen opdagen bij een afspraak
Met elke zondige daad die ik toevoegde aan het lijstje, voelde ik me ongemakkelijker. Toch besloot ik het plan door te zetten. Ik koos een relatief onschuldige slechte daad, als inwijding in de wereld der deugnieten. Het echte werk zou daarna vanzelf volgen.
*
Met het zweet in mijn handen sta ik daarom twee dagen later bij de kassa van de Albert Heijn. Het is geen ouderwetse kassa met een lopende band, maar zo’n onbemande waar je zelf je producten moet scannen. Een collega tipte me om hierheen te gaan toen ik vertelde over mijn biechtambities.
‘Zoek zo’n zelfscan-Albert Heijn en reken gewoon de helft niet af.’
Het klonk zo eenvoudig. Maar nu ik daadwerkelijk naar een scan-en-go-Albert Heijn ben gefietst, voel ik me alsof ik een map vol getekende karikaturen van Kim Jong-un over de Noord-Koreaanse grens probeer te smokkelen.
‘Diefstal? Wij melden dit altijd aan de politie’, zo waarschuwt een bordje. Een oude vrouw, die met twee broccoli’s bij de weegschaal staat, kijkt argwanend mijn kant op. Ook een jongetje met een Fidget Spinner staart me al kauwgom kauwend aan. In mijn poging om casual te doen, kom ik juist overdreven verdacht over, zo lijkt het.
Haastig scan ik mijn snoeptomaatjes en een doosje smintjes, doe ze in mijn tas en druk op de knop om af te rekenen. In mijn mandje liggen een potje biologische pesto en een avocado, klaar om gestolen te worden. Ik hoef deze producten alleen maar achteloos in mijn tas te doen en weg te lopen.
Maar dan gaat het mis. Hoewel ik op de optie ‘geen kassabon’ heb gedrukt, wordt er plotseling toch een bon uitgeprint. Dat gebeurt blijkbaar bij één op de zoveel klanten, zodat medewerkers steekproefsgewijs kunnen checken of alles wel wordt afgerekend. Een meisje in een blauw pak komt mijn kant op. ‘Mag ik de bon controleren, meneer?’ Even denk ik: nu valt het doek. Maar meteen neemt mijn overlevingsinstinct het over.
‘Sorry, ik drukte per ongeluk al op afrekenen,’ zeg ik snel. ‘Maar ik moest deze pesto en avocado nog scannen.’
‘Weet u hoe het scannen werkt?’
‘Nee, eigenlijk niet helemaal,’ lieg ik.
Een meewarige blik valt me ten deel.
‘Ik help u wel even.’
Het meisje scant de producten voor me en drukt op ‘betalen’. ‘Bedankt en tot ziens,’ zegt het apparaat. Ik bedank het meisje, stop haastig de biologische pesto en avocado in mijn tas – wat een armetierige dingen om überhaupt te willen stelen! – en verlaat de winkel.
*
De volgende dag is het tijd voor mijn Hard//hoofd-biecht. Mijn eerste stappen op het boevenpad zijn uitgelopen op een debacle, door alle stress ben ik in een middag tien jaar ouder geworden, en ik heb nog steeds niks op te biechten voor de Biechtweek.
Alhoewel. Ergens had die priester uit Limburg natuurlijk een punt. Heeft niet iedereen wel wat op te biechten als je maar diep genoeg graaft? En is mijn poging tot winkeldiefstal in dat licht niet eigenlijk een afleidingsmanoeuvre om maar zo ver mogelijk weg blijven van de zaken die ik écht niet bloot wil geven?
De sadistische gedachten die ik soms heb over mensen om me heen, de websites die ik bezoek in de incognitomodus, mijn struisvogelgedrag als het gaat om de wereldproblemen, mijn wegswipe-criteria op Tinder – het zijn allemaal dingen waarover ik het liever niet heb in een biechthokje.
Wat dat betreft pakte mijn vader het eigenlijk best slim aan. Gewoon het spel meespelen en een fictieve zondige daad opdissen om maar van het gezeur af te zijn. Is dat misschien de enige uitweg?
Tijd om hier langer bij stil te staan heb ik niet. Ik word geroepen om ter biecht te gaan. Aarzelend stap ik het hokje in en neem plaats op het harde houten bankje.
‘Wat heb je me te vertellen, mijn zoon?’
Mijn zonden liggen op het puntje van mijn tong. Is dit het moment om voor eens en voor altijd mijn meest schaamtevolle geheimen te onthullen, in een ultieme poging om absolutie en zielenrust te verkrijgen?
‘Nou?’
‘Ik heb appels gestolen van de groentekar.’
Afbeeldingen uit De appeldieven en De Blaauwkuip (Wikimedia Commons)