Foto: Poema Boeckhout
Er bestaan hondenmensen en kattenmensen. Ik wil niets negatiefs zeggen over honden en hondenmensen (behalve dan dat honden stinken naar Hond en dat ik nooit kan begrijpen hoe iemand die geur verdraagt, maar goed). Er bestaan ongetwijfeld ook pythonmensen, frettenmensen en parkietenmensen. Een buitencategorie is de mens die helemaal niet van dieren houdt. Zo iemand die consequent naar jouw poes, duidelijk vrouwelijk en luisterend naar de naam Roosje, verwijst als ‘hij’ en het nooit goed vindt dat ze bij hem of haar op schoot komt zitten. Vaak zijn deze mensen zonder huisdieren opgegroeid omdat ze van die ouders hadden die niet wilden dat hun lederen bankstel werd vernield door hond of kat, wat dan wel weer op diepere psychologische trauma’s zal wijzen.
Katten komen in vele kleuren en soorten. Een poes kan een lieve schootkat zijn, een vechtersbaas die de buurt terroriseert of een arrogante schoonheidskoningin die voornamelijk nuffig langs je heen kijkt (dit zijn meestal Siamezen). Zelf houd ik het meest van de vuilnisbakkenrassen; zo’n ordinaire lapjeskat is vaak veel gezelliger en gezonder dan de generaties lang doorgefokte Perzen, Heilige Birmanen en Maine Coone-dekkaters.
Het allerfijnste aan een poes is zijn onafhankelijkheid. Goed, je moet hem elke dag te eten geven en af en toe de kattenbak verschonen (wat verschrikkelijk is), maar verder zorgt hij zelf wel voor zijn vermaak. Soms bestaat dit helaas uit het omverwerpen van bloemenvazen en het opeten van planten, maar een poes kan ook urenlang liggen slapen in de zon, of als een idioot achter een propje papier aanrennen.
Wat krijg ik ervoor terug als ik een kat in huis neem, vraag je misschien. Het antwoord is: eigenlijk niet zoveel. Een kat springt niet vol vreugde tegen je op als je de deur binnenkomt, en hij zal geen inbrekers naar de keel vliegen of je vergezellen bij een lange strandwandeling.
Meestal is een poes meer een soort schaduw die zich zonder commentaar door je huis voortbeweegt, en zo nu en dan een ongeïnteresseerde blik in je richting werpt. Af en toe wil hij nog wel eens op je schoot komen liggen en kopjes geven (de reden daarvoor schijnt te zijn dat katten mensen vinden stinken: het kopjesgeven is een manier om zijn eigen geur op je achter te laten).
Hij leidt een geheel eigen leven waar jij nauwelijks een rol in speelt, wat toch eindeloos fascinerend kan zijn. Tienduizenden Youtubefimpjes met katten die over een piano lopen, vastzitten in een kartonnen doos of per ongeluk in bad vallen zijn eindeloos populair: met een kat in huis heb je eigenlijk geen televisie meer nodig.
Een kat is het huisdier bij uitstek voor mensen die helemaal geen behoefte hebben aan strandwandelingen of bescherming. Je laat een kat gewoon zijn gang gaan, en hij zal nooit zeuren om een goed gesprek of extra aandacht, zolang je maar iedere dag de whiskas klaarzet, en af en toe een touwtje voor zijn neus laat bungelen. Een perfect huwelijk.
De behoorlijk doortrapte Si en Am vertonen vrij typisch kattengedrag:
Lady en de Vagebond, Disney, 1955
Mede geïnspireerd door het overlijden van Rudy Kousbroek, auteur van De Aaibaarheidsfactor (1978) en Wat en Hoe in het Kats (1983).