Is Amsterdam ‘een lieve stad’ noemen sentimenteel? Nee, het is Eberhard van der Laan ernst, denkt Daan Steinebach.
Zondagavond zei Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam aan het einde van een indrukwekkende Zomergasten met overslaande stem wat hij hoopt voor zijn stad: ‘Dat het de lieve stad blijft die het is.’
‘Je hebt hem liever gemaakt,’ antwoordde interviewer Janine Abbring.
‘Ik hoop het,’ zei Van der Laan, bijna overmand door emotie.
Van der Laan wil burgemeester zijn van een lieve stad. Dat kun je sentimenteel noemen, zeker als hij het bijna huilend zegt op televisie, maar ik vind het dapper. Iedere andere burgemeester zou beginnen over criminaliteitscijfers, economie of werkeloosheid – iets uit het 101 van de stadsmarketing, om het even wat. Van der Laan wil ‘een lieve stad’.
Natuurlijk lag sentimentaliteit toch al op de loer bij deze zomergast. ‘We wisten dat dit een beladen gesprek kon worden,’ zei Abbring – met maar nauwelijks verholen tv-makersgenoegen over Van der Laans tranen, dat ze op het laatst niet meer kon inhouden. Natuurlijk was het dat, boven de hele uitzending hing Van der Laans ongeneeslijke ziekte als een donkere wolk op het punt van uitbarsten, wat ook gebeurde – bij Van der Laan zelf, bij Abbring, bij mij.
‘De oud-advocaat had duidelijk plezier in het redeneren, het formuleren, in de taal, in het denkspel’
Maar dat doet tekort aan het tweeënhalf uur durende pleidooi dat Van der Laan daarvoor heeft gehouden, wars van alle sentimentaliteit. Soepel bewoog Van der Laan zich langs de fragmenten, die steeds met duidelijke bedoelingen gekozen waren. De oud-advocaat had duidelijk plezier in het redeneren, het formuleren, in de taal, in het denkspel. Dat Abbring vooral toehoorder was, gaf niet. Ze leek zelfs wel te genieten van de intellectuele overmacht die tegenover haar zat.
‘Als advocaat,’ die woorden vielen meerdere malen op de avond. Het is Van der Laans minder publieke bestaan, tussen alle politieke en bestuurlijke functies door. Het gaat hem om het debat, niet om de winst of moreel gelijk. Wie de Nederlandse bevolking van collaboratie wil beschuldigen, moet net als in de rechtszaal met bewijs en argumenten komen. Niet met praatjes.
Dat herinnert aan die fameuze uitspraak van Van der Laans voorbeeld in de politiek, Jan Schaefer: ‘In de geouwehoer kun je niet wonen!’ Schaefer zien we ook nog, die een cameraploeg rondleidt door de, toen verkrotte, Amsterdamse Pijp. Van der Laan noemt Schaefer een voorbeeld, van wie hij leerde hoe het moet. ‘Als je tien problemen tegelijk op probeert te lossen, heb je er elf. Dat lukt niet,’ citeert de burgemeester de banketbakker die politicus werd.
‘Net als zijn voorbeeld Schaefer is Van der Laan een beetje politicus tegen wil en dank.’
Net als zijn voorbeeld Schaefer is Van der Laan een beetje politicus tegen wil en dank. Als we een fragment van het Tweede Kamerdebat naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo in januari 2015 gezien hebben, windt Van der Laan zich op over de toestand in politiek Den Haag. Op het moment dat er echte, logische angst was, vangt men elkaar in Den Haag alleen maar vliegen af. ‘De beloning gaat hier naar degene die het beste kan afkatten, terwijl hij zou moeten gaan naar degene die de problemen oplost.’
Natuurlijk is Van der Laan zelf politicus, al ontkent hij dat aan het begin van de uitzending. Hij was PvdA-fractievoorzitter in Amsterdam, heel even minister, bijna Kamerlid en toen burgemeester van de hoofdstad. En natuurlijk weet hij donders goed hoe politiek Den Haag functioneert en dat er heus wel oplossingen komen als de cameraploegen eenmaal thuis zijn. Maar daar gaat het hem niet om. Het debat zoals dat toen gevoerd werd in Den Haag, is geouwehoer, vindt Van der Laan. En ook al is dat goed scoren, je hebt er niks aan. Je kunt er niet in wonen, je voelt je er niet veiliger door – en daar is Diederik Samsom (die Wilders met de terroristen vergeleek) of Alexander Pechtold net zo schuldig aan als Geert Wilders.
Van der Laan is duidelijk niet tegen politiek of debat, het moet zelfs, maar het moet wel ergens over gáán. Geen geouwehoer. Waar het dan vervolgens over blijkt te gaan, toont alleen maar hoe uitzonderlijk de burgemeester van Amsterdam is: een lieve stad. Ik denk dat het Eberhard van der Laan ernst is, geen sentimentaliteit: we moeten lief zijn. Hij heeft gelijk, niet alleen in Amsterdam moeten we dat, maar overal.
Beeld: still uit Zomergasten