In mei 2021 kwam de VUmc (nu Amsterdam UMC) genderpoli in opspraak doordat het transitietraject moeizaam, lang en pijnlijk zou zijn volgens patiënten. Daarnaast klinkt steeds luider de vraag of genderdysforie überhaupt als mentale stoornis moet worden gezien of beter past in de seksuele gezondheidszorg. In deze dialoog praten therapeute Marthe van Bronkhorst (zij/haar) en ervaringsdeskundige Kris van der Voorn (die/diens), die zelf op de wachtlijst staat bij een trans kliniek, met elkaar om te begrijpen waar de tweedracht tussen de transzorg en de patiënt vandaan is gekomen.
Kip-ei-verhaal
Kris: Wat wordt nou eigenlijk precies verstaan onder genderdysforie?
Marthe: Mensen die niet in het lichaam van hun keuze geboren worden en daar last van ondervinden, worden genderdysfoor genoemd.
Kris: En de definitie van een psychische diagnose?
Marthe: Meestal definieer je dat als gedrag dat afwijkt, waar je onder lijdt, dat je beperkt in je functioneren. Soms hoort er een tijdsduur bij: een depressie is bijvoorbeeld pas een depressie als het meer dan twee weken aanhoudt. Transgender zijn wordt niet gezien als een psychische aandoening, het staat niet in het psychiatrisch handboek van mentale klachten (DSM), maar genderdysforie wél.
Kris: Maar komt mentale instabiliteit bij mensen met genderdysforie voort uit de genderdysforie, of uit de omgeving? Ik voel me bijvoorbeeld inderdaad mentaal niet altijd stabiel, en ben soms depressief, maar niet zozeer door het gevoel dat ik in een verkeerd lichaam zit, maar door alles eromheen: de hulp laat al meer dan twee jaar op zich wachten, mensen op straat reageren er niet goed op wanneer ik me kleed of uitdruk zoals dat voor mij fijn is, mijn voornaamwoorden worden om de zoveel tijd niet goed gebruikt, wat vervelend is. Van al die dingen samen heb ik veel meer last dan van de genderdysforie zelf. Dat maakt dat ik dit heel erg een kip-ei-verhaal vind: waar begint het lijden eigenlijk? En wat vaak wordt vergeten is dat er veel meer is dan dysforie, want er is ook veel euforie. Als ik een goede dag heb, in een mooie binder rondloop, dan denk ik: ‘damn, vandaag voel ik me echt goed.’
Marthe: Het valt te beargumenteren dat genderdysforie - en eigenlijk vrijwel elke diagnose - een cultureel verschijnsel is. Zolang de maatschappij iets als ‘afwijkend’ ziet, is het een probleem.
Wat vaak wordt vergeten is dat er veel meer is dan dysforie, want er is ook veel euforie.
Bewijzen dat je trans bent
Marthe: Ik vraag me af hoe genderdysforie wordt gemeten en vastgesteld? Hoe zien de gesprekken er van A tot Z uit, welke psychologen en dokters zie je? Zijn er vragenlijsten, minimumscores?
Kris: Dat vind ik een heel filosofische en interessante vraag. Je ziet duidelijk dat we vanuit twee richtingen dit gesprek zijn ingegaan. Jij vraagt je af hoe psychologen genderdysforie vaststellen; ik denk juist: ik weet al dat ik genderdysforie heb, dus waarom moet iemand dit nog voor mij bepalen?
Een psychologe van Amsterdam UMC heeft ons later te woord gestaan om een aantal dingen vanuit haar eigen werkervaring toe te lichten. Ze is niet ingegaan op het verzoek om de specifieke gebruikte diagnostische vragenlijsten en methodes te noemen, maar licht telefonisch toe: “We gebruiken genderdysforie-specifieke vragenlijsten maar ook brede klachtenlijsten waar van alles in gevraagd wordt om informatie die patiënten niet uit zichzelf vertellen niet te missen. De vragenlijsten die we inzetten verbeteren we continu. Vragen die als belastend werden ervaren behandelen we niet meer meteen bij de intake, bijvoorbeeld vragen over seks en seksuele voorkeur.”
Kris: Er is een hele lange wachttijd, soms wel twee jaar, waarin trans mensen nog geen behandeling krijgen, en zodra die zorg er dan eindelijk is wordt het gevoel gewekt dat we moeten bewijzen de behandeling te verdienen, door ‘in het gender van onze keuze’ te leven.
Marthe: In je gender leven, hoe doe je dat? Gaat dat over hoe je je opstelt en hoe je je presenteert?
Kris: Op de instagram van VU Gendermistreatment staan verhalen van trans vrouwen die niet in rokjes of jurken bij gesprekken kwamen en daarop werden aangesproken omdat zij zo niet voldoende ‘in hun nieuwe gender leefden.’ Ik leef zelf al 2,5 jaar ‘in mijn gender’ wat voor mij betekent dat ik buiten de binaire genders leef. Ik zou wel méér in mijn gender willen leven, maar dat gaat niet zonder hormoontherapie en operaties.
Op instagram staan verhalen van trans vrouwen die niet in rokjes of jurken bij gesprekken kwamen en daarop werden aangesproken.
Marthe: Op proef in een gekozen gender leven kan patiënten dus het gevoel geven dat er een ‘bewijslast’ bij ze ligt. Waarom is die bewijslast er? Ik vraag me ook af: Wat geeft de doorslag voor een diagnose? Zijn dat vooral gesprekken met de patiënt zelf of ook met familie?
De psychologe van Amsterdam UMC geeft in een reactie aan dat een diagnose nooit tot stand komt op basis van vragenlijsten alleen. Er volgt altijd een psychologisch onderzoek in de vorm van gesprekken. In een vergadering in het genderteam wordt besloten of er een indicatie is, dus geen diagnose, dat er een (operatie)traject moet worden gestart. Dit team bestaat uit verschillende zorgverleners. Hoe er tot die overeenstemming wordt gekomen, is te inhoudelijk om toe te lichten.
Kris: Het voelt voor mij als een veel te lang uitgerekte sollicitatieperiode. Ik dacht: ‘deze mensen kunnen mij helpen om erachter te komen wat ik wil. Ik ben genderdysfoor, ik voel me niet fijn in mijn lichaam, maar ik weet nog niet precies wat ik zou willen veranderen en het zou fijn zijn om daar met een psycholoog over te praten.’ Daarom vind ik het zo teleurstellend als ik verhalen lees van trans personen die zich beoordeeld voelen en daardoor niet zichzelf durven te zijn. Ik heb constant mijn medisch dossier paraat, als een cv. Ik ben constant in gesprek met huisartsen, assistentes en de trans kliniek om iedereen te overtuigen om mij door te verwijzen, oftewel sollicitatiegesprekken. Daarnaast ben ik constant motivatiebrieven aan het sturen over hoe ik wil worden aangesproken.
Baas in eigen lijf en wachtlijsten
Marthe: Gesprekken moeten voeren, uitgesmeerd over langere tijd, met de terugkerende vraag ‘Weet je het zeker?’, dat associeer ik met abortus en euthanasie. Daaruit lijkt een terughoudendheid te spreken, het idee dat je het eigenlijk niet moet doen, dat je er heel goed over na moet denken. Speelt moraliteit daar niet een rol, het idee dat ingrijpen in de natuur onwenselijk is?
Kris: Die terughoudendheid lijkt er echter niet te zijn voor liposucties of het weghalen van een pukkel. Het veranderen van borstgrootte vanuit esthetische overweging kan bij plastische chirurgie zo worden uitgevoerd, maar wanneer die wens er is vanuit genderdysforie zit er ineens een enorm psychologisch traject aan vast.
Marthe: Waarom dit verschil bestaat tussen transzorg en plastische chirurgie, dat is denk ik politiek beleid en gaat over hoe zorgrichtlijnen worden gemaakt. De richtlijn zegt blijkbaar nu: genderzorg is medisch en valt onder ‘lijden’ en dat lijden moet gediagnosticeerd worden. Voor een cosmetische ‘boobjob’ geldt dit niet. Het gaat ook over de vraag: heb je niet gewoon het récht om een lichamelijke ingreep te laten doen, zonder dat je (erg) lijdt? Is dit niet het recht op zelfbeschikking?
Kris: Wachtlijsten maken deze ingrepen vaak moeilijker, en dan is er nog de druk uit de maatschappij, bureaucratie en onnodige regelgeving. De duur van de lange wachtlijsten maakt mijn klachten ook erger.
Marthe: Bij abortus zien we dat de verplichte bedenktijd voor deze ingreep wordt afgeschaft: die werd als hinderlijk en betuttelend gezien.
Kris: Het komt in wezen op hetzelfde neer: ‘baas in eigen buik, baas in eigen lijf’.
Marthe: Misschien dat de trajecten voor transzorg dus ook gaan veranderen. Wat denk jij?
Kris: Ik weet in ieder geval dat het lichaam waar ik nu in zit niet prettig voor mij is en wat de oplossing is. Ik vind het daarom heel gek dat er een hele hoop mensen zijn, hopelijk met de allerbeste bedoelingen, die tussen mij en mijn oplossing instaan waardoor het allemaal ellenlang duurt en ik me alleen maar slechter ga voelen. En omdat ik me dus slechter ga voelen, duurt het psychologische traject ook weer langer.
Het veranderen van borstgrootte vanuit esthetische overweging kan zo worden uitgevoerd, maar bij genderdysforie zit er ineens een enorm psychologisch traject aan vast.
Marthe: Waarom is die wachtlijst eigenlijk zo lang, vraag ik me af?
De psychologe van Amsterdam UMC (VU Genderpoli) geeft aan dat alle transitietrajecten op maat gemaakt worden met zo min mogelijk tussenstappen en wachtmomenten. Ook vertelt zij dat operaties (bijvoorbeeld mastectomieoperaties) vaak al plaatsvinden zonder een voortraject van ‘wennen’ en hormoonbehandeling. De wachtlijstduur hangt af van het aantal operatiebedden: gaat dat bed naar een knieoperatie of naar een transitie? Dit is politiek beleid. Er zijn veel chirurgen en psychologen die graag meer uren zouden willen maken en die hierop stuiten.
Detransitioning en het taboe op transzorg
Kris: Transgenderzorg is na vijftig jaar nog steeds een taboe. Toen ik zei dat ik graag veranderingen aan mijn uiterlijk wilde, werd er om mij heen gezegd: ‘wat als je uiteindelijk toch een ander uiterlijk wilt?’ Dat is dé grote angst die er leeft. Maar is dat niet met alle soorten ingrepen? Als ik een tatoeage wil, of plastische chirurgie, dan geldt die vraag toch ook? Er lijkt een extra grote angst te zitten achter operaties die met genderdysforie te maken hebben.
Marthe: Misschien wordt een transitie gezien alsof je iets opgeeft, alsof bijvoorbeeld een trans man diens hele vrouw-zijn in de prullenbak gooit, geen vrouwelijke liefhebberijen meer mag hebben.
Kris: Ik ben juist mijn persoonlijkheid meer aan het uiten omdat ik me vrij durf te tonen zoals ik ben.
Marthe: En hoe zit het met het risico op ‘detransitioning’, oftewel: iemand wil later de transitie (deels) weer terugdraaien? Het zou kunnen dat genderidentiteit met leeftijd een beetje verandert. Vind je dat psychologen daar niet óók rekening mee moeten houden?
Kris: Vermoeiend dat het idee van ‘detransitioning’ altijd het eerste is dat opkomt bij mensen met weinig kennis over trans zijn. ’Detransitioning’ en het risico daarop is een argument dat vals wordt gebruikt (en vaak overdreven) door organisaties die redenen zoeken om transzorg tegen te houden. Ik ken twee verhalen van trans mensen die zijn gestopt met bijvoorbeeld hormonen, maar dat had helemaal niks te maken met spijt van de transitie. Zij zijn nog steeds trans genoeg, voelen zich ook trans, en zijn gestopt omdat ze óf tevreden zijn met de veranderingen die zich hebben voorgedaan, óf omdat de gezondheid eronder ging lijden. Beiden vertellen op Tiktok hoe blij ze zijn dat ze deze keuze hebben mogen maken. Want daar gaat het om: laat mij gewoon mijn eigen keuzes maken. Niet iedereen hoeft ‘volledig’ tot man of tot vrouw geopereerd te worden. Velen kunnen met een minimale ingreep en kleding al zo fluïde zijn als ze willen. Als ik er op latere leeftijd achter kom dat ik toch weer iets anders zou willen, dan ga ik tegen die tijd wel over een oplossing nadenken. Maar moet ik in de tussentijd dan maar niks doen en me ellendig voelen omdat ik mijn lichaam rond mijn vijftigste eventueel weer meer ga waarderen?
Psychologische zorg voor transgender personen
Kris: Zelf vind ik de belangrijkste vraag vooral: hoe kunnen cis mensen die vrijwel geen les krijgen over trans personen voor ons bepalen of wij genderdysforie hebben of niet? Voor zover wij weten werken er alleen maar cis personen in de genderpoli’s.
In verband met privacy kan de psychologe van het VUmc geen informatie geven over de identiteiten van collega’s. Zij geeft aan dat de poli hard op zoek is naar trans personen voor het team.
Kris: Waar ik ook benieuwd naar ben: heb jij als psychologiestudent les gekregen over transzorg en trans personen?
Marthe: Nee. In mijn richting (cognitieve en klinische neuropsychologie, VU 2016) kwam dit niet aan bod. De studie bevatte vakken over klinische behandeling, maar niet over genderdysforie.
Mijn vorige therapeut gebruikte mijn voornaamwoorden niet, met het argument: ‘Je zult in het dagelijks leven ook worden misgendered.'
Kris: Zou jij als basispsycholoog bij Amsterdam UMC aan de slag kunnen als je dat zou willen?
Marthe: Ja, er werken ook basispsychologen met alleen een master zoals ik bij de genderpoli.
Hierop licht de psychologe van Amsterdam UMC toe: een genderteam bestaat uit zorgverleners uit verschillende disciplines: psychologen, maar ook seksuologen en chirurgen. Ook basispsychologen werken in het team. Er worden op dit moment meer medewerkers, onder meer basispsychologen geworven, mede omdat de poli de wachtlijst wil kunnen wegwerken. Alle medewerkers worden door de VU intern opgeleid en geschoold in genderzaken.
Kris: Heb jij wel eens therapie met trans personen gedaan?
Marthe: Zelden, maar ja wel.
Kris: Ga je daar anders mee om dan bij andere therapie?
Marthe: Nee, ik behandelde genderdysforie niet in hoofdzaak. In deze gesprekken ging het om somberheidsklachten. Misschien heb ik daarin dus ook wel iets gemist. Het ging om een jonge trans jongen en een volwassen trans man.
Kris: Ik heb in persoonlijke ervaringen gemerkt hoe weinig informatie er eigenlijk bekend is bij psychologen over trans mensen en dan helemaal over non-binaire mensen. Een voorbeeld: mijn vorige therapeut gebruikte mijn voornaamwoorden niet, met het argument: ‘Je zult in het dagelijks leven ook worden misgendered, dus dit is een goede oefening om je daar mentaal op voor te bereiden.’
Marthe: Ik denk dat alle therapeuten, ook ik, de angst hebben om te misdiagnosticeren, en dus ook om iemand te misgenderen of om ergens te vroeg in mee te gaan, omdat we het zelf ook niet altijd volledig weten. Therapeuten zijn daarin toch net mensen. Je bent als psycholoog bang om te snel te strooien met diagnoses, dus het zou kunnen dat psychologen uit veiligheid soms té conservatief zijn.
Kris: Ik heb trouwens ook wel goede ervaringen. Mijn eerste therapeut bleef constant vragen stellen waardoor ik de ruimte had dingen te ontdekken. Welke voornaamwoorden passen vandaag? Hoe zal ik je aanspreken en met welke naam? Juist doordat zij continu vragen stelde, zonder te oordelen, kon ik zijn wie ik wilde zijn.
Marthe: Het gaat er ook om dat we fouten moeten durven te maken, de verkeerde vraag stellen, de plank misslaan en dat toegeven.
Kris: Ik denk dat het al verschil maakt als de therapeut ervoor openstaat. En ik maak zelf ook wel eens fouten, dat is toch ook oké? Zo mogen we blijven zoeken naar wie we echt zijn.
VERKLARING
Dit gesprek is een dialoog tussen Marthe vanuit haar beroep als psycholoog, en Kris als zorgvrager in de transgenderzorg (Kris staat op een wachtlijst bij een andere praktijk). Geen van ons werkt bij, of is woordvoerder van de VU of onderdeel van de Instagrampagina VUGendermistreatment. We hopen met dit artikel een brug te slaan tussen trans mensen en de medische wereld. Wij vragen daarom naar de reacties, aanvullingen en opmerkingen van lezers.
Wil jij graag reageren op dit artikel? Stuur dan een mail naar: kris@hardhoofd.com of marthe.van.bronkhorst@hardhoofd.com.
Kris van der Voorn (die/diens, hen/hun) is een out and proud trans en autistisch freelance schrijver, spreker, journalist en eindredacteur. Hen is de oprichter van De (echte) Gendercritici, een organisatie die transfobie in de media tegenwerkt. Hen schrijft onder andere voor Vice, TRANS magazine en Hard//hoofd. Kris’ inspiratie komt voort uit een groeiend verzet tegen een homogeen plaatje van een heterogene samenleving.
Dünya Atay