Met mijn broek op mijn enkels tuur ik naar een klein rond gat in de wc-muur, net iets groter dan een medaille. De randen zien er rafelig uit, alsof iemand met veel moeite een opening heeft gepeuterd. Achter het gat beweegt een schaduw, ik ontwaar de contouren van een lens. Dit moment duurt niet meer dan een seconde, maar het lijkt een eeuwigheid; waarom moet ik uit alle plees op de luchthaven van San Francisco juist die kiezen waarin een idioot zich met camera verstopt?
Openbare toiletten zijn vreemde tussenplekken, ze liggen steevast verscholen aan de achterkant van gebouwen, in kelders of servicegangen. Niet zelden is het een slagveld vol losse stukjes papier, pislucht en plakkerige vloeren. Zo ook hier: de toiletspiegels zijn gebarsten en één wc-hokje is met rood-wit lint afgezet. Waarom ben ik niet omgekeerd bij de aanblik van dit strijdtoneel? Terug naar waar het veilig is. Maar een gevonden plee geef ik niet zo makkelijk op, ook niet voor een anonieme camera.
'Waarom moet ik uit alle plees op de luchthaven van San Francisco juist die kiezen waarin een idioot zich met camera verstopt?'
Terwijl ik recht in de lens kijk vraag ik me af wie er door het gat gluurt. Is het een linkmiegel die materiaal zoekt voor zijn online handel? Een verveelde reiziger die zijn duty free gadget uitprobeert? Of misschien is de lens een beveiligingscamera die over de goede zeden waakt. Dit is wél Amerika, het land waar paranoia en commercie de grens tussen privé en publiek doet vervagen, waar je totale transparantie opgedrongen krijgt of je het nu wilt of niet. Is de camera onderdeel van het almaar uitdijende surveillance-netwerk? Openbare toiletten zijn immers niet alleen plekken waar menselijk afval wordt geloosd, maar het zijn ook vrijplaatsen voor louche handel, brekebenen, temeiers, bangabanga of de rust om een lijntje te snuiven. De kleine stinkende hokjes zijn wonderlijke toevluchtsoorden, de openbare toiletgang voert ons weg uit de bovenwereld naar een onderbuik en biedt ruimte aan het verbodene en het afwijkende.
Ik sluit mijn ogen en draai mijn oor naar rafelige gat, zachtjes hoor ik het zoemen van een camera, een ademhaling, het lichtjes ophalen van een neus, een vinger die over knopjes glijdt. De geluiden onthullen iemand die geconcentreerd iets in beeld wil brengen. Maar wat? Een pisstraal, de naakte billen van een reiziger of het wegspoelen van een drol? Wat voor bevrediging zoekt de lens? Of ben ik ongewild in een glory hole-ruimte beland? Dat ranzige gat in de muur waar de man zijn stijve stok door heen kan steken om anoniem afgewerkt te worden. Waar aan de andere kant van de muur een straatwerker het stuk vlees in haar handen neemt, verder door het gat trekt en in de keel steekt, met de tanden op het lid. Zou het de bedoeling zijn dat ik mijn tampeloeres tevoorschijn haal, twintig dollar eromheen rol, diep adem haal en mijn blote buik tegen de wc-muur aandruk om na een paar minuten in iemands mond klaar te komen? Geen flauw idee? Hoe werkt zoiets?
En dan, voordat ik het weet, steek ik mijn vinger in het gat. Alsof ik iemand in zijn oog wil prikken. Ik voel de camera terugdeinzen, een adem stokken, iets op de grond vallen, van onder het muurtje stuitert een bril mijn kant op.
‘Fuck!’ hoor ik aan de andere kant.
Een hand verschijnt onder het dunne wandje en zoekt op de tast naar de bril. De handpalm is klein, vier dunne lange vingers en een zilveren ring om de duim. Het zou een vrouw of man kunnen zijn. Al zoekend schuift de hand langs losse stukjes wc-papier, mijn schoenen en de bril, die op een paar centimeter gemist wordt. Aan andere kant van het wandje hoor ik iemand zuchten. Op een gegeven moment klinkt er uit het gat een zacht gemompel: 'Would you mind!'
'Sorry, what!?' antwoord ik onwillekeurig.
'Glasses,' fluistert de stem.
'What about them?' smiespel ik terug.
'I can't see.'
'So?'
'Can you pick them up?'
Als in een biechtstoel hebben wij contact door een gat in de muur. Maar dit is geen schuldbelijdenis, geen biecht waarin berouw wordt getoond. Deze persoon heeft duidelijk geestelijke hulp nodig, maar vraagt om praktische. Onwillekeurig pak ik de bril, het is een modieus model met gouden pootjes en nepbriljanten. Behoedzaam vouw ik de pootjes dicht en steek hem in het gat, maar op het moment dat degene aan de andere kant van het muurtje de bril wil aannemen verstijf ik. Gedachteloos grijp ik het montuur steviger vast. Er wordt harder aan de bril getrokken. Ik laat niet los. Korte tijd gaat de bril heen en weer, wordt gekanteld en gewiebeld. Met mijn broek op mijn enkels waan ik me op het schoolplein en ben ik verwikkeld in een spel om leven en dood. We zijn aan elkaar gewaagd, tot op een gegeven moment een gouden pootje dubbelslaat en het montuur vastzit. De bril hangt half uit het kleine gat, het glas vol met vingerafdrukken, de nepbriljanten glinsteren in het spaarzame licht.
'Als in een biechtstoel hebben wij contact door een gat in de muur'
'Asshole!' klinkt er uit het gat.
De patstelling lijkt me een gepast einde aan deze eigenaardige ontmoeting. Maar dan wordt er keihard op het muurtje geslagen, het dunne scheidingswandje trilt en beweegt golvend naar voren. Ik schrik en laat het montuur los. Binnen een seconde verdwijnt de bril door het gat, waarna ik een deur hoor opengaan en iemand weglopen. Net als op het schoolplein trek ik aan het kortste eind.
Terwijl ik mijn broek dichtknoop en naar het lege gat kijk, schiet het door mijn hoofd dat ik de komende tijd het internet in de gaten moet houden. Maar waar? De virtuele wereld is een doolhof vol met anonieme hokjes en diffuse doorkijkjes. Openbare toiletten en het internet hebben hierin opvallend veel gelijkenis. Beide bieden zicht op talloze ongrijpbare werelden, zitten vol rafelige gaten waardoor we ongestoord gluren maar tegelijkertijd ook bekeken worden. Elk gat geeft en neemt.