In de jaren negentig was alles anders op de boerderij van Willems ouders. In dit deel rookt Willem zijn eerste sigaret. Kijk hier voor de overige delen van deze serie.
Op een gure lentedag reed ik over een fietspad en zag ik een sigaret liggen met een knik erin. Ik zette mijn fiets aan de kant, knielde voor de sigaret en pakte hem met twee handen op. Voorzichtig liet ik hem in de binnenzak van mijn jas glijden. Thuis legde ik de sigaret in een lege klapper in de onderste la van mijn bureau.
Twee maanden lang wachtte ik op het juiste moment. Op een zaterdag zat ik binnen de krant te lezen terwijl het zonnig en warm was. Mijn vader kwam in zijn korte broek en op sokken de keuken binnen. Zijn laarzen had hij bij de achterdeur uitgeschopt.
"Ik ga naar Winssen. Dus je bent alleen, dan weet je dat."
Even later reed de tractor langs het raam. Ik keek mijn vader na. Toen hij uit zicht was, pakte ik een doosje lucifers uit de keukenla. Op mijn slaapkamer haalde ik de sigaret met de knik tevoorschijn.
Ik liep het erf over naar een wei waar geen koeien stonden. Het was warmer dan ik had verwacht. In het midden van de wei ging ik in het gras zitten en keek schichtig om me heen. Met trillende handen probeerde ik de sigaret aan te steken. Dit was lastig. Niet alleen vanwege het trillen, ook omdat ik uit moest kijken dat de knik niet groter werd en de sigaret in tweeën zou breken. En vanwege de wind. Verschillende lucifers kon ik weggooien voordat de sigaret eindelijk brandde. Toen vergat ik er bijna aan te zuigen. Ik nam een trek, hoestte en nam weer een trek. Het had iets magisch. Ik hield de sigaret tussen wijs- en middelvinger en had het idee dat ik ter plekke in iemand anders veranderde.
Ik was zo met die sigaret in de weer dat ik niet meteen in de gaten had dat iemand naar me riep. Toen het tot me doordrong verstijfde ik. Heel even keek ik op en zag bij het hek aan de straatkant een vrouw die druk gebaren maakte. Snel drukte ik de sigaret uit en deed alsof ik haar niet had gezien. Maar de vrouw bleef roepen. Ik aarzelde even, keek weer op en zwaaide kort naar haar. Het moest lijken alsof ik haar voor het eerst zag. Zo normaal mogelijk liep ik naar haar toe. Mijn ademhaling ging veel te snel en ik voelde me een beetje duizelig.
"Weet jij misschien hoe ik in Beuningen kom?"
"Sorry?"
"Beuningen."
Ik legde de weg uit naar de dorpskern. Ze bedankte me en stapte op haar fiets. Ik leunde nog een tijdje tegen het hek en kwam zo een beetje tot rust. Toen ik terugkeerde naar de plek waar ik had gezeten, kon ik de sigaret niet vinden, alleen het doosje lucifers. Ik dacht aan de twee maanden dat de sigaret in mijn la had gelegen. Helemaal voor niets. Ik stak een lucifer aan en keek hoe hij langzaam opbrandde.
Na een poos ging ik liggen en luisterde naar de autoweg in de verte. De zon brandde op mijn gezicht. Ik deed mijn ogen dicht.
Iemand schopte tegen mijn been.
"Hoe lang lig jij hier al?"
Het was de stem van mijn broer.
Ik knipperde met mijn ogen en keek om me heen. Zwarte vlekken, het gras was wit. Mijn broer hing boven me.
"Kun je me even helpen?"
Ik zuchtte en stond op, wankelend als een pasgeboren kalf. Het gras werd langzaam groen. Toen dacht ik aan de sigaret met de knik. Ik hield een hand voor mijn mond om te controleren of mijn broer het zou kunnen ruiken.