Sander werkt in de thuiszorg en geniet daardoor het voorrecht dagelijks toe te mogen treden tot een wonderlijke wereld, waarin hij mensen ontmoet in hun puurste vorm. Dat hij ze ook nog eens mag helpen is een dubbele beloning, gezien de waardering die hij er voor terugkrijgt. Zo zegt hij het althans zelf.
“Zuster... Zuster... Zuster!”
Ik doe rustig mijn jas uit en kijk eerst nog even in de map. O ja, kuurtje geven.
“Zuster? Wie is daar?”
“Hoi, ik ben het.”
“Wie? Hoe laat is het?”
Ik kom een stap dichterbij en leg mijn hand op haar schouder.
“O, wat ben ik blij u te zien. Er was hier net een meneer en die heeft mijn kammetje afgepakt.”
“Nu net? Het is kwart voor acht ’s ochtends. Wilt u niet even douchen?”
“O ja, graag. Maar wat doet die meneer daar?”
“Die meneer? O… nee, dat is uw klok, mevrouw.”
“Hoe laat is het?”
“Kwart voor acht in de ochtend.”
Ik kleed mevrouw uit in haar kleine en zeer smalle badkamer met badkuip. Ze draagt drie hemdjes over elkaar, haar bh achterstevoren en haar panty slechts om één been onder haar verkeerd om gedragen broek.
“Hoe laat is het?”
“Kwart voor acht. Mogen uw haren nat?"
“O, wat ben ik blij dat u er bent. Ze zullen wel blij met u zijn, dat u ze zo komt helpen.”
“Nou, niet allemaal hoor.”
“Wat zegt u?”
“Ja, de meesten zijn erg blij dat ik ze kom helpen.”
“Ja dat zal wel. Weet u ook hoe laat het is?”
“Het is kwart voor acht mevrouw. Wilt u even op de rand komen zitten? Dan kan ik uw benen afdrogen."
“Lukt het?”
“Hoe strak wilt u hem?”
“Wat zegt u?”
“Wilt u de bh op z’n wijdst of op z’n strakst?”
“Ja dit zijn mooie, die zijn net nieuw gehaald.”
“Wilt u zo lekker een kopje thee en een boterham?”
“O ja, heerlijk. Hoe laat is het eigenlijk?”
“Kwart voor acht. Zal ik u in de woonkamer verder aankleden?"
“Kunt u dan vragen of die meneer zich even om wil draaien? Ik voel me anders zo bekeken.”
“Nou, ik denk niet dat die meneer naar mij zal luisteren. Gaat u hier even zitten, dan kan ik uw panty aandoen.”
“O, voor ik het vergeet. Ik heb wat voor u klaargelegd. Een schilderijtje, het ligt daar op tafel als het goed is.”
Enigszins verbaasd loop ik naar de salontafel, zonder er veel vertrouwen in te hebben. Er ligt inderdaad een klein schilderijtje.
“Dat zijn de sterren en planeten”.
“Ja, dat zie ik mevrouw. Maar weet u zeker dat u dit aan mij wilt geven? Heeft u niet de verkeerde voor zich?”
“Hoe laat is het?”
“Kwart voor acht.”
“Dat zei u drie kwartier geleden ook al.”
Ik draai me om en zie hoe de meneer in de kamer een stap voorwaarts zet. Het is tijd om te gaan. Blijkbaar laat hij ook mij niet met rust.
--
Dit is een gastbijdrage van Sander Ritman, uitvoerend schrijver en verpleegpoëet. De illustratie op de voorpagina is gemaakt door Friso Blankevoort