In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Ezra Hakze verder met de famous last words van Jasmijn Kam.
Doe graag alsof ik sluw ben maar vergeet altijd
om iets achter de hand te houden.
Ik zoek kastanjes in de zomer en vraag me af waar ik de herfst liet
en mijn vrouw – vraagteken. In welke herinnering zag ik je het laatst?
Op microscoopfoto's
zeiden vrienden, lijken eicellen planeten –
waarvoor ze je best mogen waarschuwen
net als de data die jij omcirkeld had.
Misschien was het de deurmat met het woordje ‘welkom’ erop
of die keer dat ik jouw moeder zag in een regenjas en ik geschrokken was,
want ik weet best wat ze zeggen – maar wat ik probeer uit te leggen
is dat een planeet niet makkelijk van je netvlies gaat, ook al denk je nog
aan sportwedstrijden, met vreemden vrijen, ze werden allemaal gemaakt
en niet door god, of basketbal.
Maar wat je achterliet was plastic servies
dat je in een campingwinkel kocht,
een koekblik vol met kaarten,
de halsband van een overleden hond.
En de meisjes van de websites,
die mij helpen te vergeten,
ik leg mijn oren op hun navels
en ik hoor daarin de zee.
Over drie weken borduurt Dorien Dijkhuis verder op Ezra's laatste zin.