Asset 14

Bang voor de buren

Bang voor de buren

In zijn nieuwe buurt durft Rutger zijn huis bijna niet te verlaten. Overbuurman Patrick, de baas van de straat, houdt zijn doen en laten nauwlettend in de gaten.

Een jaar geleden verhuisden mijn vriendin en ik naar een arbeidersbuurt in Amsterdam-Noord, waar de huisjes zo dicht op elkaar staan dat je, als je je arm uit het raam strekt, de overbuurman bijna een high five kunt geven. Onze overbuurman heet Patrick.

Patrick is een kettingroker van achter in de zestig, met een galmende basstem en een gouden kettinkje om zijn nek. Hij is de baas van onze straat. Zijn huis ligt precies in het midden; vanuit zijn tuinstoel houdt hij alles in de gaten. Patricks neef woont twee huizen naast ons, zijn schoonzus woont op de hoek. Hij beheert de algemene fietsenstalling, terwijl hij nog nooit van zijn leven op een fiets gezeten heeft. Zo regelt Patrick dat.

Patrick heeft ook een zoon, genaamd Patricio. In het begin verbaasde ik me over die naam. Scandinaviërs markeerden hun nageslacht lange tijd aan de hand van hun achternaam: Gustaffson, Eriksen. Anderen plakken simpelweg ‘junior’ achter hun eigen naam. Patrick heeft echter een nieuwe variant bedacht: de vermediterranisering van de vaderlijke roepnaam. Het fleurt de taal wel op. Straks noemt Richard zijn zoon Ricardo, brengt Fred Frederico ter wereld en voetbalt Jeroen met Gieronimo op straat.

Patricks voortuin is een soort buurtcafé, waar iedereen samenkomt. De eerste keer dat ik mijn nieuwe buren ontmoette, had ik net een tweedehands oven gekocht. Het was een warme dag, alle tuinstoelen waren bezet en als een bioscoopzaal naar de straat gericht. Zodra ik uitstapte, begon

‘Zijn jullie nou yuppen?’ vraagt een mevrouw met nicotinegeel haar

het gelul. ‘Hé buurman, ik had ook nog wel een oventje staan hoor.’ ‘Hé buurman, heb je kinderen?’ vroeg Patricio. Ik schudde mijn hoofd. ‘Je mag er eentje uitzoeken’, zei hij lachend, terwijl hij een van zijn huilende dochters voor me omhooghield.

‘Hé buurman, wat betaal je voor huur?’ Ze schrokken van het bedrag. ‘Ja zie je, die hebben geld’, werd er gemompeld. De meesten wonen al twintig jaar in deze buurt, en betalen nog steeds zo’n 250 euro per maand. Ik legde uit dat onze huurprijs in vergelijking met de binnenstad heel erg meevalt. ‘Zijn jullie nou yuppen?’ vroeg een mevrouw met nicotinegeel haar en een blikje baco vervolgens oprecht. ‘Ik weet het niet’, zei ik nadenkend, ‘zo voelt het niet.’ ‘Buurman, buurman, wat doe je voor de kost dan?’ vroeg Patricio gretig. Ik voelde dat het antwoord op die vraag de kloof alleen maar groter zou maken, dus stak ik mijn handen bezwerend in de lucht en zei: ‘Jongens, zouden jullie niet eerst mijn naam vragen?’ ‘Goed’, zuchtte Patricio, ‘hoe heet je?’ ‘Rutger’, zei ik, en ik boog me over het tuinhekje om zijn hand te schudden. ‘Rutguuuhhhrrrr’, echode de bacovrouw in een Gooisch accent.

Ik dacht aan mijn jeugd in Landsmeer, niet ver van Amsterdam-Noord. Daar maakte ik ook kennis met kinderen als Paultje, Samantha en Delano. Op de basisschool waren voetbalkwaliteiten en een grote bek belangrijk om je staande te houden. Ik was een goede keeper en paste me zoveel mogelijk aan — al snel praatte ik net zoals alle kinderen met een Jordanees accent. Maar toen ik naar het gymnasium ging, viel ik alsnog door de mand. Alle andere kinderen gingen gewoon op de fiets naar een lyceum in Noord, terwijl ik elke dag een uur met bus en tram naar een eliteschool in Amsterdam-Zuid trok. Op weg naar de bus liep ik altijd langs snackbar ‘De Kipboetiek’, waar plukjes jongeren hingen. Mijn voormalige klasgenoten vielen stil als ik voorbijliep, tot er altijd eentje smalend begon: ‘Rutguuuhhhrrr.’

Bij de baco-buurvrouw viel ik terug op mijn oude overlevingstactiek en paste snel mijn accent aan. ‘En hoe heet u?’ vroeg ik, terwijl ik mijn hand weer uitstak, mijn hart bonzend in mijn keel. ‘Annie’, zei ze nu bedeesd. Gesterkt door deze kleine overwinning wendde ik me weer tot de groep. ‘Wat willen jullie nog meer weten? Mijn sterrenbeeld?’ ‘Ja’, zei Patricio grijnzend, ‘je sterrenbeeld graag.’ ‘Weegschaal’, zei ik simpelweg en ik wilde me al omdraaien, maar hoorde toen: ‘Ho!’

De anderen wendden gegeneerd hun gezichten af. ‘Hou je kop nou effe, Kasper’, werd er geroepen. In een van de tuinstoelen zat een enorm lange vent met een petje op zijn halflange haar. Zijn vriendelijke glimlach bood uitzicht op zijn vrijwel tandeloze mond. ‘Weegschaal? Wanneer ben je jarig?’ vroeg Kasper gretig. ‘4 oktober…’ antwoordde ik, op mijn hoede. ‘Gozer!’ zei hij, en stond op. Hij was nog veel groter dan ik had gedacht, een menselijke reus. Kasper stapte in één keer over het tuinhek heen, tilde me van de grond in een angstaanjagende knuffel en zei: ‘Gozer! Ik ook! Dat gelóóf je toch niet!’

Nadat hij me had neergezet, vroeg ik of iemand me kon helpen om de oven naar boven te sjouwen. Kasper stak meteen zijn hand op. Ik ging aan de ene kant klaarstaan, maar de reus tilde in een soepele beweging de oven en mij omhoog, waarna hij ons kalm de trap optilde, terwijl hij mij boven de gaspitten gelukzalige blikken toewierp.

Ondanks dat ik goed door dit eerste welkom was gekomen, bleef ik bang voor de buren. Ik las ergens dat de meeste inbraken door buurtgenoten worden gepleegd en hoorde ze ’s nachts, als ze eenmaal goed dronken waren, tegen voorbijgangers schreeuwen. Op straat spelende kinderen schreeuwden naar elkaar: ‘Nou oppassen, anders krijg ik een woedeaanval!’

Toen we een keer een feestje gaven, waren de buren beledigd dat ze niet waren uitgenodigd, of ik beeldde me dat in. Toen we van tevoren Patrick inlichtten, zei hij: ‘Zet wel de muziek lekker hard.’ Ik lachte: ‘Jij belt zeker de politie als de muziek te zacht staat?’ Dat vond hij zo’n leuke grap dat hij hem direct claimde en tegen iedereen herhaalde: ‘Ik zei net tegen ze: "Ik bel de

Het meest vreesde ik de aanspraak, het snelle, niksige geklets

politie als de muziek te zacht staat!".' Maar een paar uur later waren we bij ons thuis een plaat vergeten te verwisselen en hoorden we keihard Hazes door de straat blèren. Ik keek naar buiten en zag dat Patrick zijn boxen op de vensterbank had gezet, naar ons gericht.

Maar ik vreesde de aanspraak nog het meest. Het snelle, niksige geklets. Ik ben niet erg sociaal, maar in de buurt van mijn voordeur heb ik het minste behoefte aan een praatje. Als ik naar buiten kom, zit ik vaak nog in de roes van intimiteit die ik net binnen de veilige muren van mijn huis beleefd heb. Ik heb dan het gevoel dat mensen aan me kunnen zien dat ik net voor de derde keer gemasturbeerd heb, dat er nog kruimels van de hompen kaas die ik in de mosterdpot doopte en zonder enig plezier naar binnen werkte, in mijn veel te lange baard zitten, dat ze kunnen ruiken dat ik net gepoept heb en het niet zo zorgvuldig heb afgeveegd, omdat ik vanavond na het voetballen toch weer ga douchen. Ik heb de paar stappen naar mijn fiets nodig om te wennen aan de openbare ruimte, zonder dat ik meteen ‘Hé buurman!’ hoor. En als ik thuiskom, geldt dit nog sterker. Dan ben ik vaak zo moe of gefrustreerd van andere sociale interacties, dat ik niet kan wachten om weer die vieze dingen in mijn eigen huis te kunnen doen.

Daarom sluip ik vaak naar het raam en gluur even naar buiten voor ik naar de supermarkt ga, en blijf ik vaak wachten tot de zon ondergaat voor ik daadwerkelijk de deur uit durf, ook al is al het eten op en heb ik honger. En Patrick was al zo verbaasd over ons freelancebestaan: ‘Ik snap jullie werk niet. Ik zie jullie nooit naar buiten gaan!’ Dáárom repeteer ik vaak op weg naar huis al in mijn hoofd het gesprekje dat ik straks ga hebben, aan de hand van wat ik bij me heb. ‘Zo, veel boodschappen buurman!’ ‘Ja, ik moet nog groeien hè!’ ‘Haha, die buurman.’ Meestal bieden ze me gewoon een biertje aan, dat ik vriendelijk afsla.

‘Jij moet dat biertje gaan drinken, dat is heel belangrijk’, zei de moeder van een goede vriend, toen ik haar onlangs dit verhaal vertelde. Ze vertelde dat ze in de jaren ’80 met haar

‘Ik snap jullie werk niet. Ik zie jullie nooit naar buiten gaan!’

toenmalige man in eenzelfde soort volksbuurt woonde, toen nog in Amsterdam-Centrum. Hij stond als zanger van een bekende popband op het toppunt van zijn roem, maar de buurtbewoners scholden hem de huid vol als hij langsliep. Haar man kwam elke keer totaal opgefokt thuis, tot zijn vrouw tegen hem zei: ‘Je moet gewoon eens vragen wat ze willen.’ Hij vroeg het ze, en toen bleek dat ze boos waren omdat hij nog niet in het buurthonk langs was geweest. Een week later ging hij daar een biertje drinken; daarna kon hij niet meer stuk.

Op een avond komen mijn vriendin en ik thuis van een feestje. Het tuincafé aan de overkant is nog niet dicht. ‘Biertje?’ wordt er geroepen. Mijn vriendin zegt dat ze doodmoe is, maar Patrick onderbreekt haar: ‘Neem gewoon een biertje, ouwe kut.’ Hij is de enige die ik ken die dit liefdevol kan zeggen. Hij is misschien de maffiabaas van de straat, maar net zoals The Godfather heeft hij het hart op de goede plek. Patrick is de reden dat in onze straat eigenlijk nooit echte problemen zijn. Als hij niet in zijn voortuin zou zitten, als een rochelende waakhond, zou de hele sociale orde in elkaar storten.

We drinken een biertje en luisteren naar het gelul, Soms doet iemand ons accent na en ik pas mijn tongval meteen aan, maar ik merk ook dat bij Natalia, Patricks schoondochter, het omgekeerde gebeurt. Ze probeert ‘netter’ te praten en gebruikt opeens woorden als ‘verwonderlijk’ en ‘enerverend’. ‘Nou Rutger’, zegt ze, ‘die nieuwe huurverhoging, dat is toch verwonderlijk?’

Het is ongemakkelijk, maar iedereen doet zijn best. Patrick, zwaar gebruind van al die zonnige dagen in de tuin, stelt ons vragen. ‘Hoe was jullie vakantie? Ik zag jullie gaan met die rolkoffers.’ ‘Leuk’, zegt mijn vriendin, ‘we hebben gewandeld in Ierland.’ Iemand verandert vlug van gespreksonderwerp; hier kunnen geen grappen over gemaakt worden. Maar Patrick blijft voor zich uit staren. Minuten later onderbreekt hij opeens het gesprek met zijn luide stem: ‘Dat vind ik nou zo mooi hè, dat jullie dat doen. Lekker lopen door de natuur. Dat had ik ook wel gewild vroeger. Maar nu ben ik te oud.’ Dan kijkt hij naar ons. ‘Het is jullie gegund.’ Patrick is dronken. Hij hangt tevreden achterover in zijn tuinstoel, met een troebele blik in zijn ogen. Zo heeft hij het het liefst: iedereen bij elkaar. Ik neem een tweede biertje.

Foto door: A. Davey

Mail

Rutger Lemm is schrijver, grappenmaker en scenarist. In 2015 verscheen zijn debuut, 'Een grootse mislukking'. Hij is een van de oprichters van Hard//hoofd.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
Lees meer
test
het laatste
Het insectenhotel

Het insectenhotel

‘Ik kan wel voor je krimpen.' Dieuke Kingma onderzoekt in een kort verhaal vol spinnenpoten en keverschildjes of je de ruimte die je inneemt in een relatie ook weer terug kan geven. Lees meer

Afgebeeld is een vrouw in badpak, zwemmend tussen vissen.

Anders zijn is niet ‘tegen de natuur’

Marthe van Bronkhorst duikt in de diepzee en ontleert acht lessen die ze vroeger op school onderwezen kreeg. Lees meer

Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie 2

Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie

Insecten hebben een slecht imago. We houden ze het liefst ver uit de buurt, maar dat is onterecht, vindt Jitte. Met dit artikel bewijst hij je graag van het tegendeel en vertelt hij hoe sluipwespen lieveheersbeestjes inschakelen als lijfwacht voor haar larven, over de indrukwekkende hersenen van de Darwinwesp, en hoe je een mierenkolonie opzet met één koningin. Lees meer

Auto Draft 6

ode aan de lepismA saccharinA

Lieke van den Belt neemt je mee in de wereld van de zilvervis. Met lichte en vervreemdende beelden schetst ze in twee gedichten een dialoog tussen deze beestjes en hun slachtoffers. Lees meer

Enterprise, Alabama

Enterprise, Alabama

Charlotte Duistermaat neemt je mee in de enigszins absurde culturele en historische impact van een snuitkeverplaag op een Amerikaans dorpje en de vergelijkbare migratiestromen van mens en dier. Lees meer

Oproep: Hard//hoofd zoekt een nieuwe Chef Beeld!

Hard//hoofd zoekt een nieuwe Chef Beeld!

Hard//hoofd zoekt een getalenteerde beelddenker (x/v/m) die visuele sturing geeft en die de redactie wil komen versterken! Lees meer

Oproep: Stouten Stift en het Rode Oor 2025 1

De Stoute Stift en Het Rode Oor 2025

De jaarlijkse erotische schrijfwedstrijd Het Rode Oor en de daaraan gekoppelde illustratiewedstrijd De Stoute Stift staan weer open voor inzendingen! We zijn op zoek naar de beste erotische verhalen om naar te luisteren en vier Nederlandse en vier Vlaamse illustratoren die een beeld willen maken bij de beste verhalen van de erotische schrijfwedstrijd. Lees meer

Composthoop

Een symfonie van het kleine leven

Jesse Van den Eynden neemt je mee in de symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop. In dit liefdevolle essay beschrijft hij hoe zijn leven steeds meer overgenomen wordt door de rottende en levende massa in zijn tuin, en hoe het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners een meditatieve ervaring worden. Lees meer

Auto Draft 5

Verpopping

Wanneer een rups zich in de sombere wintermaanden in haar keukenraam nestelt, koestert de hoofdpersoon in dit verhaal van Esther De Soomer voor het eerst weer gevoelens van liefde en tederheid. Lees meer

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Juul Kruse introduceert de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we op Hard//hoofd publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars. Juul vertelt waar diens fascinatie met beestjes begon en waarom die begraven wil worden na diens dood. Lees meer

Eiland zonder eilandjes

Eiland zonder eilandjes

Bram de Ridder is vervangend psychiater op Bonaire. Maar hoe moet hij zich als witte zorgprofessional verhouden tot de mensen van het eiland? Lees meer

De rode draad 1

De rode draad? Dat zijn wij, voor elkaar

Jihane Chaara is geen determinist, maar vraagt zich toch af of sommige ontmoetingen in het leven wel echt toeval zijn. Wat als we allemaal volgens een rode draad met elkaar verbonden zijn, zowel in ons huidige netwerk, als ook met degenen die op magische wijze ons leven in komen? Lees meer

Huizen, omhulsels

Huizen, omhulsels

Anne Schepers had nooit gedacht dat ze een huis kon kopen. Tijdens de verbouwing denkt ze na over huizen als politiek middel, hoe het is om als sociale klimmer ruimte in te nemen en waarom dromen over een fantasiehuis een privilege is. Lees meer

Huizen, omhulsels 1

richtingen, ruimtes, rijping

Anne Ballon schreef drie gedichten over een innerlijk dialoog. Met zachte, precieze en lichamelijke beelden neemt Anne ons mee in een conflict tussen een ‘jij’ die naar geborgenheid in seksuele ervaringen zoekt en een ‘ik’ die aan dit zoeken probeert te ontsnappen. Lees meer

:Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent is complex in een wereld gevormd door koloniaal geweld. Yousra Benfquih vraagt zich in haar eerste brief aan Alara Adilow af hoe consent een instrument kan worden van verzet. Lees meer

:Oproep: Hard//hoofd Biechtlijn

Luister de collectieve biecht uit 'Ssst'!

Voor Hard//hoofd magazine 'Ssst' verzamelden we biechten; de collectieve audiobiecht luister je hier! Lees meer

Met deze column kan ik de wereldvernietigen

Met deze column kan ik de wereld vernietigen

‘Maar als ik die column nu verder schrijf’ zegt Marthe van Bronkhorst, ‘dan komt deze informatie online, en kan ik die AI op ideeën brengen.' Lees meer

Iemand die in je gelooft

Iemand die in je gelooft

Jam van der Aa ontdekte pas laat dat ze autisme heeft. Toen ze jong was herkende jeugdzorg bovendien niet de rol van autisme in de onveilige situatie bij haar thuis. Ze was gedreven en nieuwsgierig, maar lange tijd op zichzelf aangewezen. Dit essay is een pleidooi voor betere jeugdzorg en gaat over veerkracht en jezelf leren begrijpen en vertrouwen. Lees meer

Stilte

Stilte

Haren wassen bij de kapper, of een ochtendkoffie in een treincoupé. Angelika Geronymaki neemt je in dit gedicht mee langs vormen van stilte. Lees meer

Automatische concepten 87

Van mijn spreekkamer tot aan Afghanistan

In haar behandelkamer zit Jihane Chaara als forensisch psycholoog niet alleen tegenover slachtoffers, maar ook tegenover daders van dwingende controle, een vorm van huiselijk geweld. Wat is het verband tussen deze psychologische, onderdrukkende machtstructuur van een individidu als meneer X in haar spreekkamer, en het regime van de Taliban in Afghanistan? Een essay over de verbinding tussen daderschap, ontkenning, grotere structuren van vrouwenonderdrukking en verzet. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in september je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer