Deel 4 uit onze reeks zomerproza. Hernanda houdt van vlees dus ze moet zorgen dat haar vrieskist gevuld blijft. Een gastbijdrage van Ralf Groothuizen.
Ze hebben bij De Schele de vrieskist leeggehaald. De postbode vond hem ’s ochtends, vastgebonden aan zijn schuur. Ze komen voor vlees. Voor reeruggetjes, wildzwijngoulash en eendenbouten. Hun buit: zesenzeventig bitterballen gevuld met ganzenlever en een bevroren fazant.
Een kilometer dieper het bos in staat Hernanda te schreeuwen in de deurpost van haar huisje.
"Donder op vent!"
Hernanda smijt de houten deur dicht. Ze is licht ontvlambaar en heeft een luchtbuks naast de voordeur staan. De laatste tijd zijn er Joegoslavische bendes ‘in de regio actief’. De man, Johan genaamd, doet een burlend hert na in de hoop dat Hernanda van gedachten verandert. Gistermiddag vond ze het nog reuzeleuk, toen hij, 67 jaar oud, een burlend hert nadeed. Hij torste tien kilo wildzwijn op zijn schouders mee, verpakt in een blauwe vuilniszak. Wat overigens verdomd onhandig is als je op krukken loopt. Maar nu slaat er kwaad een raam dicht op de bovenste verdieping. Johan, met jagershoedje, peert met een kruk een beukennootje een eind weg en hinkt over het mos richting bosweg. De fazantenveer waait van zijn hoedje en blijft liggen op Hernanda’s deurmat.
Gisteren is de dochter van koningin Amalia gekroond tot nieuwe koningin van Nederland. Er zou wildzwijn bij het buffet geserveerd zijn. De kleine Johannes Dijkgraaf, ver familielid van de eens vermaarde hoofdredacteur van een Haags opinieblad, had de vuilniszakken gecontroleerd en dierenbotjes aangetroffen. De partij voor Nieuwe Wetjes stelt Kamervragen. We lezen het jaar 2100. Vlees is verboden. De algemene gedachte is: overbodige luxe. Vleesvervangers zijn geperfectioneerd. Amper iemand van beneden de 65 die weet hoe echt vlees smaakt. Slagerijen zijn gesloten. Weilanden zijn er niet meer en in de supermarkt stapels groenteburgers met vleesextracten.
De veer van het jagershoedje ligt in het laatje van Hernanda’s dressoir waar een flesje Profumo di Maiale di Parma (geur met varkensextract) op staat. Lustopwekkend. In de la rekwisieten van haar mislukte relaties. Een vergeelde witte sportsok. Die was van Harry, die hield het ook maar een half jaar vol. Hij is terug bij zijn ex-vrouw en woont nu met haar in een verpleeghuis. Onder de sok een ansichtkaart van Rinus. Een besneeuwd heuvellandschap met een hert onder een bruine elektriciteitsmast. Rinus is een Bed & Breakfast begonnen in De Savoie samen met Liesbeth die aan de rand van het dorp woonde en in de gemeenteraad zat.
"Wij zoeken nog een kok, lieve Hernanda. Ah, toe, kom hier je spruitjes met katenspek maken? Ik heb een eigen moestuintje. Hier mag je nog eens per maand vlees voorschotelen van de inspectie. En Liesbeth, ach Liesbeth, die zal niks doorhebben. Da’s een dromer."
Hernanda heeft hem nooit wat teruggeschreven.
Hernanda gaat enkel met jagers, omdat ze dan een volle vrieskist heeft. Jagers hebben de gewoonte bij iedereen die ze een warm hart toedragen vlees in de vrieskist te leggen. En laat Hernanda nu net in een van de weinige stukjes Europa wonen waar nog veel wild rondloopt.
Als de vrieskist vol zit, stuurt Hernanda de jagers weg. Nog diezelfde avond neemt ze plaats achter haar dressoir. Weg die tuttige broekrok. Uit die veel te grote trui. Strak T-shirt waarin haar tieten goed priemen. Een vleugje profumo di maiale op de polsen. Het flesje en een tupperwarebakje in de fietstas. Hup, op het zadel en met de brommer naar de stad. Een klein uurtje brommen en dan een kroeg in. Op zoek naar, om in jagerstaal te blijven, jonge herten. Als ze er dan eindelijk eentje in het oog heeft, schurkt ze zich tegen zo’n jongen aan. Zijn neus in haar nek.
"Lust jij zwijn?"
De jongens hebben meestal uit de overlevering van hun opa’s wel wat gehoord over vlees. Maar gegeten? Nooit. De jongens, tikkie beschonken, raken opgewonden, gedrogeerd door haar parfum. Zo erg dat ze haar gezicht amper bestuderen en de rimpels onbespied laten. Hernanda neemt zo’n jongen dan mee naar de wc’tjes, die volgt als een meerkoetenjong zijn moeder, en lepelt uit het tupperwarebakje met een plastic lepeltje een muizenhapje wildzwijnpeper bij haar prooi naar binnen. Zoiets hebben ze nog nooit geproefd. Niet zelden zit zo’n jongen dan ’s avonds bij Hernanda achterop de brommer.
"Je mag me best bij mijn borsten vasthouden", lacht Hernanda.
Vroem!
Die nacht komt Hernanda als gewoonlijk weer tot haar hoogtepunt. Iets wat de jagers van haar leeftijd haar allang niet meer kunnen geven. Bij het ontwaken, gewekt door pannengerammel van beneden, bereikt een heerlijke geur de neuzen van de jongens.
Hernanda staat een bord zwijngoulash vol te scheppen met een pollepel. In haar nachtjapon. Krulspelden in. Eenmaal beneden blijkt Hernanda niet helemaal de vrouw die de jongens dachten dat ze was ’s avonds in haar strakke t-shirt in de kroeg.
"Lieverd, ik vroeg of je zwijn lustte, weet je nog? Eet je mee?"
"Nee, heb college."
En weg is zo’n jongen dan. Hernanda blijft huilend achter, de tijd, de jaren vervloekend.
En dan ’s avonds gaat ze weer. Naar de kroeg. Op haar brommer. Tupperwarebakje in haar fietstas. Totdat de vriezer leeg is en dan gaat ze weer achter de jagers aan, waarvan er zat in het bos zijn en die meestal weduwenaar of vrijgezel zijn, op leeftijd, en die Hernanda wel zien zitten. En met de bezoekjes van de jagers vult de vriezer zich weer.
Maar nu rammelt er iets. Hernanda draait zich om in bed. Ze is alleen.
"Vast de wilde zwijnen buiten bij de beukenboom", denkt ze.
Ze stopt een propje gescheurde tissue in haar oren. Ogen dicht.
"Hallo Frau, wo ist das Fleisch?" De loop van haar eigen luchtbuks op haar wang.
"Und gibst du das Goldener Uhrwerk auch mar."
Het klokje dat Johan op het nachtkastje had laten liggen en Hernanda glad vergeten was. Volgende dag weg horloge en een lege vrieskist. Ook het brommertje pleite.
Nog een paar weken probeerde ze het om alleen thuis zijn. Maar ze was bang dat de Joegoslaven terug zouden komen. Nu pakt ze pen en papier.
"Johan, ik mis je. Ik had dat niet moeten zeggen. Je bent de enige man die ik vertrouw."
En Johan kwam terug. Nog steeds hinkend, maar zonder krukken.
’s Avonds in de slaapkamer.
"Hernanda, waar is mijn gouden zakhorloge? Ik had het op het kastje gelegd. Ik liet het achter, in de hoop het nog eens te zien. Ik vond het fijn te weten dat er een stukje van mij bij jou zou blijven."
"Ik zou het niet weten liefste. Er zal toch niet ingebroken zijn? Vannacht hoorde ik wel allemaal gekraak in het huis. Dat waren vast de zwijnen buiten bij de beukenboom."
Met haar onschuldigste ogen en ze knijpt hem in zijn hangkont.
"Lieve Johan, laten we morgenvroeg naar het dorp gaan. We zoeken het mooiste horloge voor je uit. Misschien ben je een beetje in de war. Het was ook wel een gedoe hè, laatst. Spijt me zo. Ik heb je veer bewaard, die was van je hoed gewapperd, kijk!"
's Nachts vleit Hernanda zich tegen Johan aan. En ’s ochtends bij het opstaan wordt ze wakker van zijn walm op haar wang. Zijn adem is als witte bonen in tomatensaus. Zoetzurig. Hij maakt een klakkend geluid. Ze trekt haar billen wat verder van hem af en huilt zachtjes. Buiten burlt een hert. Johan slaapt met zijn pistool onder zijn kussen. Hij is de beste schutter van het woud. De Joegoslaven zullen wel niet meer komen.