‘Waarom heb je die ouwe eigenlijk dood laten gaan?’ vroeg de jongen, terwijl hij een kaaskoekje in zijn espresso doopte. De man met de groene vlinderdas keek hem verbaasd aan. ‘Dat is toch evident? De lifter hield het verhaal onnodig op.’ De jongen zuchtte. ‘Waarom heb je hem dan op de eerste plaats geïntroduceerd? Ik bedoel, wat was in godsnaam zijn functie?’ De jongen en de man waren de enigen op het zonovergoten terras. Het plein waar dit terras zich bevond strekte zo ver als de horizon. ‘Rupert, wat ik maar niet van jou begrijp,’ zei Wilfried hoofdschuddend, ‘is waarom alles een functie zou moeten hebben. Begrijp je dan niet dat het verhaal dat verteld moet worden nooit afgelopen is? Het gaat door zolang de lezer leest. Wanneer de lezer stopt met lezen is hij geen lezer meer.’ Rupert sloeg met zijn vuist op tafel, waardoor de kopjes omvielen en de koffie over het kleedje droop. ‘Wat een apekool!’ snauwde hij. ‘De lezer heeft recht op antwoorden. De lezer moet weten wie jij bent. De lezer moet weten waar ik ben. Wij kunnen toch niet alleen maar twee namen zijn in een eindeloos spel? Er moet een finale komen waarin alles samen komt, waarin eindelijk alles duidelijk wordt.’ Wilfried pakte Rupert’s mobieltje en veegde met zijn zakdoek het scherm schoon. ‘Doe jij eens kalm aan Rup, en doe niet alsof we dit gesprek nooit eerder hebben gevoerd. Je weet hoe ik erover denk.’ Hij legde de telefoon neer naast Rupert’s kaaskoekjes. ‘En let jij een beetje op dit ding? Misschien heb je hem nog nodig’, zei hij sarcastisch.
Zuchtend selecteerde ik de tekst en drukte op delete. Waar was ik in godsnaam mee bezig? Ik had nog vierentwintig uur voordat Annika terug zou komen, dan moest de finale geschreven zijn. En ik ging mij er toch zeker niet zo gemakkelijk vanaf maken? Wie dacht ik wel niet dat ik was? Harry Mulisch? Maar bij hem klopte tenminste alles. Bij mij leek nooit iets te kloppen, al deed ik graag alsof ik alle controle had over de dingen die ik schreef. Ik stak een sigaret op. Roken kon nu nog, vannacht zou ik alle ramen tegen elkaar open zetten en morgen zou het hier zo fris zijn als een schoonheid en haar Bubbeltje maar verdienen konden. Morgen was ik een gezin.
‘Ik moest mijn hoofd even leeg maken, ik moest even opladen.’ Jeroen Pauw keek Verhagen niet-begrijpend aan. ‘Maar dat opladen, dat deed u niet in de Ardennen, zoals uw voormalige spindokter Jack de Vries suggereerde? Waarom in hemelsnaam Bos en Lommer?’ Eerder die dag was Verhagen aangetroffen op Station Sloterdijk, zijn pak en stropdas geel van de aangekoekte pap. ‘Wilfried is de baas! Wilfried is de baas!’ riep hij door de stationhal, van alle kanten werden mobiele telefoon omhooggehouden om het te filmen. ‘Met ‘Wilfried’ bedoelde u natuurlijk Wilders?’ vroeg Paul Witteman even later in de uitzending. Maxime Verhagen sloeg zijn glas water achterover en liet een grote boer. Toen zei hij met samengeknepen ogen: ‘Dat mocht hij willen. Geert Wilders bestaat helemaal niet.’
Ik zette de televisie uit. Het was tijd om verder te schrijven, maar het leek wel alsof al mijn ideeën stompzinnig waren. De werkelijkheid was zo mogelijk nog stompzinniger, maar het was wel de werkelijkheid. De koekoeksklok die boven de tv hing, die was echt. De tijd die deze klok aangaf, klopte echter van geen kant. Ik keek naar mijn mobiele telefoon, die nog vele malen echter was dan de klok en de televisie tezamen. Als ik voor mijn laptop ging zitten om een stuk te schrijven, verborg ik het onding altijd. Ik wilde niet geconfronteerd worden met de pijnlijke eenvoud waarmee al mijn problemen opgelost konden worden. Na de antwoorden zouden er geen vragen zijn. Met twee bewegingen kon ik Rupert aan de lijn hebben en was mijn jeugd definitief voorbij. Ik pakte mijn telefoon.
De lucht begon duister te worden, maar op het terras was het nog net zo benauwd als in een reptielenhuis. Wilfried en Rupert hadden al uren geen woord gewisseld, maar bleven elkaar aankijken. Ze wisten dat binnen vierentwintig uur een van hen sterven zou. Wilfried vroeg zich af of hij de vader van Bubbeltje was. Rupert vroeg zich af waarom hij niet naar Lowlands was gegaan, Queens Of The Stone Age had hij graag willen zien. Toen verbrak zijn telefoon de stilte. ‘Dus toch?’ schreeuwde Wilfried en een straal bloed spoot uit zijn linkeroor. Hij schoot over de tafel heen om de trillende Nokia te pakken, maar Rupert had hem al in zijn hand. ‘Ik zei toch dat hij mij zou vinden?’ zei Rupert glunderend van trots en nam op. ‘Kasper?’ fluisterde hij zenuwachtig. ‘Rupert, ik word vader!’ klonk het aan de andere kant van de lijn.
- The End -