Asset 14

Ziekenbezoek

In een eeuwenoud Parijs spookziekenhuis is het beter ziek te zijn dan gezond, ontdekt Karel Geeraedts. 'Een vermomming had ik nodig. Ik nam een pose aan, deed alsof ik rilde van de koorts.'

Eenmaal voorbij de périphérique kruisen de Parijse metrolijnen elkaar niet meer en stuiven ze zonder omzien in rechte banen uiteen. Dit simpele gegeven heeft tot even simpel gevolg dat de metrogebruiker die zich in deze regionen van de stad bevindt en wenst over te stappen van de ene op de andere lijn, zich eerst richting het centrum zal moeten begeven om aldaar, direct of via een tussentraject, de metrolijn te bereiken waarop hij eerder zijn oog had laten vallen.

Deze eigenschap van het metronetwerk is alleszins redelijk en natuurlijk en is alle Parijzenaren bekend. Toch zorgt zij nog dagelijks voor de grootste buitenlandse tragedies. Stelt u zich deze onschuldige stadsbezoeker voor op de rand van de périphérique die graag in een bepaalde richting van het centrum af wil reizen. Op goed geluk treedt hij het dichtstbijzijnde metrostation binnen. Hij beseft pas dat hij in de val is gelopen wanneer hij aan een muur de dikke metrolijnen over het Parijs getrokken ziet die hij kent van zijn eigen zakkaartje.

Vanaf daar gaat het ongeveer zo: de toerist buigt zich naar de metroplattegrond om deze nader te bestuderen, hij slikt en voelt hoe zijn kraag zijn keel vaster omhelst. De ruimste U-bocht hebben ze voor hem bedacht: één halte noordwaarts, vier westwaarts en weer vier zuidwaarts om op de kaart nog geen duimbreedte verwijderd te eindigen van de plek waar het huilen hem nu nader staat dan het lachen. Even waant hij zich slachtoffer van een complot, een laffe grap. Dan is daar bezinning en standvastigheid. Hij neemt zijn metropas, met een degenzwaai slaat hij zich door de poorten en op het perron zet hij zich schrap. Hij wacht. Weet hij wat hem te wachten staat?

Hij stapt in … de drukte, onverdraaglijk, hij voelt de buiken, voelt het vet, een vreemde oksel bergt zijn neus, hij stapt uit. Hij stapt in … het gebedel, hemeltergend, met welk een theater smijten ze zich niet aan zijn voeten, slaan ze het hoofd niet tegen de grond. Hij ziet het, besterft het, weent, maar geeft niets, hij stapt uit. Hij stapt in … de hitte, allesverzengend, is het niet alsof de atmosfeer hier trilt? Nee waarlijk, zij trilt. Zij trilt, verschroeit, gonst en doet het kloppen achter zijn schedel en hij stapt weer uit en nog voordat de roltrap hem als gekruisigd afzet op de hoek van de Avenue de Fontainebleau en de Avenue Eugène Thomas is hij, misleid, uitgemergeld, met hoon aller Parijzenaren overgoten.

Ik kon niet meer. Maar zodra ik de hoek om sloeg en op reservekracht de laatstgenoemde straat in liep werd mijn telgang, hoe traag ook, lichter, mijn houding, hoe gebukt ook, luchtiger, en op mijn lippen viel voor wie goed keek een zwakke glimlach te bespeuren, als van een tevreden kind dat op sterven ligt. Want voor mijn troebele ogen werd steeds beter zichtbaar, daar, aan het einde van de straat, boven op de heuvel, het einddoel van mijn ondergrondse martelgang: l’hôpital Kremlin-Bicêtre.

Wie bedenkt dat het Kremlin-Bicêtre eeuwen terug, Napoleon moest nog geboren worden, werd ontworpen als oplapoord voor gewonde soldaten, zal mij toch gelijk moeten geven wanneer ik zeg dat mijn toestand op dat moment niet toepasselijker had kunnen zijn: met dezelfde verwrongen gezichten van uitgeputte opluchting werden ze hier vierhonderd jaar geleden binnengedragen, het kogelgesuis nog in de oren.

Ik hield halt en in gedachtenis was ik bij die jongens, we hebben het toch maar gehaald, mannen. De meesten zullen van mijn leeftijd geweest zijn. Een overrompelend gevoel van broederschap overviel mij. Want hoe verschillend was mijn strijd nu met die van hen? Wat zijn we nog jong, en wat hebben we al veel gezien. Het scheen me toe dat af en toe een dieper besef van verbondenheid met het verleden de wereld geen kwaad zou doen.

Illustratie: Erik Wallert

Maar men kan wel eeuwig blijven dwepen met de geschiedenis voordat er ooit nog wat van komt. Inmiddels was ik de poort doorgelopen waar ik mijn vermoeidheid als een paraplu bij de deur had achtergelaten en bevond ik mij op ziekenhuisterrein. Het Kremlin-Bicêtre bestond uit een verzameling losstaande gebouwen omgord door een middelhoge muur. Aan mijn voeten lag een grote open ruimte, een binnenplaats kun je het niet noemen, eerder een plein. Het was er stil, iemand verdween juist een gebouw in. Nog geen tel stond ik daar of ik waande mij bekeken en bespied, ondubbelzinnig ongewenst.

Mag ik hier wel zijn, of is ziekte hier het enige excuus te bestaan? Achter iedere gordijnkier ontwaarde ik een oog en ik voelde hoe het wantrouwen van alle kanten over mij heen streek. Jagen ze me weg? Vlug sloop ik naar een bankje in het midden van het plein en bedacht een plan, een list voor als ze mij op zouden merken en mij zouden bevragen. Een vermomming had ik nodig. Ik nam een pose aan, deed alsof ik rilde van de koorts. Ineengekrompen van de krampen zat ik daar en ik merkte hoe de vijandige blikken die ik voelde maar niet kon beantwoorden afnamen en hoe ik langzaam onderdeel geworden was van mijn omgeving.

Een uur lang gaf ik mijn ziekenrol niet op. Ze hadden mij nog niet durven naderen. Om mij heen bleef het stil en verlaten, totdat plotseling onder mijn benen een kat wegschoot en zich verschool in een struikje aan de overkant van de weg. Het beest keek mij strak aan. Een uitdager! Nu zou het erop aankomen. Ik was mijn lichaam volledig meester, geen beweging die ik aan het toeval overliet. Ik rilde nog heviger, dat het een aard had, waagde zelfs een kuch en kaatste de blik met mijn ziekelijke, verstarde ogen.

Minuten staarden wij elkaar aan, een kwartier. Doorzag hij mij? Ik wendde de blik niet af, het zou een bekentenis, een nederlaag zijn. Maar de kater doorzag mij. Hem aanzien werd bijna ondraaglijk, mijn ogen begonnen te tranen, nog wendde ik niet af. De spanning naderde juist een hoogtepunt toen het beest met een onverschillige draai van de kop de struik in kroop, onzichtbaar. Gewonnen! Zelfs de dieren slikken mijn ziekenrol voor zoete koek.

Kort genoot ik na van mijn overwinning, maar het duurde niet lang voor de twijfel de overhand nam. Overwinning … Heb ik het beest niet uitgedaagd? Voelt het zich niet bespot, vernederd ten overstaan van de mussen? Wat als ze hem nu uitlachen en hij zich tot vergelding gedwongen voelt? Wat als die kat me straks van achteren aanvliegt? Koortsachtig keek ik om mij heen. Nergens was de kater te bekennen. Hadden zijn tanden net niet geblonken? Ik begon mij hoogst ongemakkelijk te voelen op dat bankje, alsof het ieder moment onder mij weg zou kunnen vallen. Snel maakte ik mij uit de voeten, krom als een huichelaar, mijn ware aard nog even niet uit de doeken doend.

Al schuifelend belandde ik te midden van een dorpachtige verzameling huizen. Ze zouden niet misstaan op het Franse platteland. Ook dit gedeelte van het ziekenhuis leek uitgestorven. Slechts enkele auto’s en een paar zwaar beladen waslijnen verrieden de aanwezigheid van mensen – maar toch zeker geen zieken? Ik sloop langs de muren, bang iemands aandacht te trekken. Bijna stiet ik mijn hoofd tegen een beschilderd bordje: CERCLE ARTISTIQUE BICETRE. Kunstenaars! Dat zijn mijn levensvrienden! Ik was op de goede weg en vervolgde mijn stille tred.

Hoorde ik het goed? Pianoklanken, heel zachtjes, als van heel ver, vulden de lucht. Het was muziek uit de hemel. Ik sloot mijn ogen. Ravel en zijn Miroirs. Op mijn gehoor zocht ik de bron en ik vergat mijn aangewende patiëntenpas volledig: als opgetild door drie albatrossen, twee aan mijn schouders, één aan mijn riem, zweefde ik door de dorpsstraat met de gelaatsuitdrukking van een allergelukkigste dagdromer. Mijn oren leidden mij feilloos naar het huis waar de muziek vandaan kwam.

Blind voor al het aardse struikelde ik over een kiezelsteen en viel ik pardoes met de deur het stulpje binnen. Nog in trance, in een wolk marmerstof, lag ik verdwaasd op de grond. In een hoek van het atelier zat een verschrikte beeldhouwer in zijn stoel. ‘Richter,’ zei ik, ‘Svjatoslav Richter.’ De beeldhouwer ontspande en begon te lachen. Hij begreep de toestand waarin ik verkeerde, zelf was hij die ook niet vreemd, zette mij met een kopje thee aan zijn keukentafel en samen luisterden wij het hele bandje af.

Ik vroeg hem naar het ziekenhuis, of er hier nog wat te zien viel. De beeldhouwer stond op, liep naar buiten en gebaarde dat ik hem moest volgen. We holden het dorpje uit, langs de kerk, over de helikopterlandingsplaats, langs het plein waar ik gezeten had. Aan de overzijde van het plein stond een hoog en smal gebouw, twee gangbreedtes dik slechts. Het liep over de hele noordgrens van het Kremlin-Bicêtre.

We traden naar binnen en keken een immens lange gang in. ‘Deze zuilengalerij noemen ze de bronchitisgang. Vroeger woei het hier zo verschrikkelijk, dat iedereen er bronchitis opliep. Daarom hebben ze deze kant later met glas dichtgemaakt.’ De gang was leeg en een groots idee ontspon zich in mijn hoofd. Rustig aan begon ik de gang door te lopen. Ik liet een klein kuchje los. Uitdagend keek ik over mijn schouder voordat ik mijn tocht vervolgde. Ik kuchte opnieuw, afwachtend. Het was stil. Totdat achter mij ook een voorzichtig geschraap van een keel klonk, zeer beschaafd, het zou geen aanstoot geven. Ik grijnsde. Kuch … Kuch …

Zo liepen wij heel nonchalant, achterover leunend, als door een winkel waar wij niets nodig hadden, door de gang. Wij hadden ook kunnen fluiten, maar wij kuchten. Kuchte ik, dan hoorde ik achter mij een tweede kuch, een fractie harder dan de mijne. Die kon niet onbeantwoord blijven, op mijn beurt overtrof ik weer de vorige kuch. Zo boden we tegen elkaar op en zo was het dat het ging van kwaad tot erger: het eerste vuistje werd al naar de mond gebracht, keurig, een zakdoek werd tevoorschijn getoverd, galant, maar het geschraap werd langgerekter, het gekuch ongegeneerder, hartstochtelijker, buikspieren werden aangezet, het vuistje werd een gekromde hand, twéé handen, we hoestten! Ik voelde het in mijn nek, dit was bronchitis! Op hol geslagen, dubbelklappend en hyperventilerend bereikten we het einde van de gang. De beeldhouwer, hij was ook een groot acteur, had zich al te zeer door zijn rol laten meeslepen en zijn zakdoek zag rood van het bloed.

We waren alweer op weg. Terug naar het kunstenaarsdorp, over het plein, over de landingsplaats, langs de kerk, maar ik vond het wel mooi geweest en zei de beeldhouwer dat ik maar weer eens op huis aan moest. We schudden elkaar de hand. Ik bedankte hem voor zijn gastvrijheid en zijn inzet, als kunstenaar, voor de zaak. Zijn naam gaf hij mij op een afgescheurd stukje schuurpapier.

Zo vond ik mijzelf weer alleen tussen de huizen en zocht ik kalm mijn weg naar de poort waardoorheen ik het Kremlin-Bicêtre enkele uren geleden betreden had. Met de naam van de beeldhouwer op zak was ik er gerust op dat niemand mij meer wat zou kunnen maken, dus liep ik met opgeheven hoofd en ferme tred langs de ramen. Daar was de poort al. Nog eenmaal draaide ik mij om, een laatste maal wuifde ik de patiënten in hun eenzame kamers vaarwel. Sterkte, goede mensen. Dat het maar een beetje snel mag gaan, en pijnloos. Ik besloot de metro voor deze ene keer te laten voor wat hij was en me te voet naar de Cité Universitaire te begeven.

 

Karel Geeraedts (1993) studeert wiskunde en natuurkunde aan de Universiteit van Edinburgh. Tussen de bedrijven door oefent hij in stilte zijn pen. Of dat ooit nog wat wordt en waartoe het leiden zal, weet hij niet. Het mag vooral geen hobby worden.

Dit stuk kwam tot stand dankzij een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre.

Mail

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Was dit nou een flirt?

Was dit nou een flirt?

Als de Amsterdamse Carrie Bradshaw schrijft Marthe van Bronkhorst over de schemerflirt: een net te lange blik, een ambigu compliment, een hand die 'per ongeluk' de jouwe aanraakt. Lees meer

In gesprek met Jacqueline Peeters

In gesprek met Jacqueline Peeters: ‘Schilderen is denken en doen’

Aucke Paulusma gaat in gesprek met Jacqueline Peeters over haar nieuwe tentoonstelling. ‘Ik hoop dat ze in mijn werk iets van die spanning zien tussen wat zichtbaar is en wat verborgen blijft, en dat ze voelen hoe ik dat proces van schilderen benader.’ Lees meer

Terugblik op de schrijfworkshop: 'Hoe schrijf je over mannelijkheid?'

Terugblik op de schrijfworkshop: 'Hoe schrijf je over mannelijkheid?'

Op 25 mei organiseerde Hard//hoofd een schrijfworkshop met het thema: 'Hoe schrijf je over mannelijkheid?' Tijdens deze middag hebben de uitgekozen deelnemers onder begeleiding van één van de vier hosts uit het netwerk van Hard//hoofd de tijd gekregen om ideeën uit te wisselen, hun eigen tekst aan te scherpen en te reflecteren op hun eigen schrijfproces. Samen met de hosts kijken we terug op een verdiepende, inspirerende dag vol uitwisseling en reflecties. Lees meer

Dit maakten onze kunstverzamelaars en magazineabonnees mogelijk in 2024

Dit maakten onze kunstverzamelaars mogelijk in 2024

Kunstverzamelaars dragen bij aan onze missie om nieuw talent te ondersteunen en een vrije ruimte te bieden. We leggen graag uit hoe we de donaties in 2024 hebben besteed. Lees meer

Als je écht kinderen wilt redden

Als je écht kinderen wilt redden

Shashitu Rahima Tarirga kwam 33 jaar geleden via interlandelijke adoptie naar Nederland vanuit Ethiopië. Na een reis naar Ethiopië maakt ze nu een afweging tussen haar leven hier en het gemiste leven daar. 'Weegt een westers paspoort op tegen het moeten omgaan met de trauma’s van scheiding en achterlating? Weegt een leven hier op tegen onbekendheid met je leven daar?' Lees meer

Water landt zachter

Water landt zachter

Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen? Lees meer

nuclear family

Queerkroost

In een briefwisseling over queer ouderschap zoeken Eke Krijnen en Lisanne Brouwer naar steun, herkenning en een houding om de maatschappelijke discriminatie buiten het gezinsleven te houden. Lees meer

Informatiehonger

Informatiehonger

We verslikken ons in data, maar blijven gulzig drinken. In dit essay onderzoekt Paola Verhaert hoe onze honger naar informatie — ooit gevoed door boeken, nu door eindeloze datastromen — ons hoofd én onze wereld begint te verzwelgen. Waar ligt de grens? En merken we het als we die overschrijden? Lees meer

De talkshow is dood, lang leve de talkshow

De talkshow is dood, lang leve de talkshow

In deze colum geeft Marthe Bronkhorst je een van haar geheime toverzinnen om vervelende talkshowgasten de mond te snoeren. 'Is dat zo?' Lees meer

:Naar een taal die consent fucking overbodig maakt: brieven over consent

Naar een taal die consent fucking overbodig maakt: brieven over consent

In haar laatste brief aan Alara buigt Yousra zich over taal: hoe taal seksueel geweld normaliseert en hoe taal inwerkt op onze erotische verbeelding. Geweldloze verhoudingen scheppen via taal is voor haar zowel een kwestie van nieuwe talen schrijven als oude of bestaande talen herinneren. Lees meer

Comme tu veux

Comme tu veux

In de bruisende souks van Marrakech leert Aisha Mansaray haar vader – de ultieme hosselaar, de praatjesmaker in zes talen, en de filosoof in een (illegale) taxi – beter begrijpen. Lees meer

:De kunst van vertrekken – Deel II: Macht en onmacht

De kunst van vertrekken – Deel II: Macht en onmacht

In het tweede deel van deze essayreeks over kunststakingen schrijft Lara den Hartog Jager over kunstenaars die worstelen met systemen van macht en de vraag of hun kunst verandering teweeg kan brengen. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter 1

De archivaris en haar dochter: Morgen zal alles anders zijn

‘Even eufy checken.’ In ‘Morgen zal alles anders zijn’ dicht Bareez Majid over de eindeloze keuzes en opties die een dag voortbrengt. Een dag die getekend wordt door de sluimerende aanwezigheid van de videofeed van een beveiligingsapp. Lees meer

Kind van lelijke huizen

Kind van lelijke huizen

Om haar heen ziet Anne Schepers dat de kinderen uit ‘mooie huizen’ die wél een financieel vangnet hebben eerder de stap naar freelancewerk kunnen maken. Ze staat voor de keuze: lijden voor de kunst of doen wat de maatschappij verantwoordelijk acht? Lees meer

:Een reeks foto’s: brieven over consent

Een reeks foto’s: brieven over consent

Voor Alara Adilow voelt het alsof er altijd hiaten overblijven na het schrijven van een antwoord op een brief, en ze vraagt zich af of ze daarom steeds midden in de nacht wakker wordt. Ze denkt na over hoe de zachte aanrakingen niet alleen voor haar lichaam helend kunnen zijn, maar ook voor onze gewelddadige maatschappij, waar pestgedrag en leedvermaak machtsgrepen zijn. Lees meer

De staat ontvoerde mijn oudoom naar het front. En wie weet straks ook mijn broer?

De staat ontvoerde mijn oudoom naar het front. En wie weet straks ook mijn broer?

Marthe van Bronkhorst vraagt zich op 4 mei bij de herdenking af of we wel weten wat oorlog is en waar het begint. Lees meer

Bleekzucht en bloedarmoede

Bleekzucht en bloedarmoede

Menstruatie is stil en onzichtbaar. We kijken weg en gaan door. Maar wat als dat niet langer kan? Wat als het bloed de samenleving binnenstroomt en ons verdrinkt? Esther De Soomer onderzoekt hoe de maatschappij dan reageert. Lees meer

Beeldmakers gezocht voor papieren uitgave over seksueel consent

Beeldmakers gezocht voor papieren uitgave over seksueel consent

HALFNAAKT en Hard//hoofd zoeken acht beeldmakers (fotografie, illustratie, keramiek, textiel, etc.) die samen willen werken aan een publicatie over seksueel consent. Meedoen? Reageer vóór 20 mei. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

In ‘Een anatomie van opa’s dochter’ reconstrueert Bareez Majid de verschillende deeltjes die samen een moeder maken. Een moeder die door een ziekte in de war is, en veel dingen vergeet – soms zelfs haar eigen kinderen. Lees meer

:Hoe te dromen:  Over slaap, verlangen en dromen over een betere wereld

Hoe te dromen: Over slaap, verlangen en dromen over een betere wereld

Als Stella Kummer ’s ochtends wakker wordt, bespreekt ze in bed haar dromen met haar vriend. Terwijl ze aan hem vertelt wat er die nacht in haar droomwereld is omgegaan, denkt ze na over dromen over de wereld. Begint het veranderen van de wereld niet eigenlijk gewoon in bed? Lees meer

Steun Hard//hoofd en verzamel kunst!

Hard//hoofd is een vrije ruimte voor nieuwe schrijvers en kunstenaars. We zijn al vijftien jaar gratis toegankelijk en advertentievrij. Zo’n vrije ruimte is harder nodig dan ooit. Steun de makers van de toekomst; sluit je vóór 1 juli aan als kunstverzamelaar en ontvang in juli je eerste kunstwerk, een unieke print van kunstenaar Lois Cohen!

Word kunstverzamelaar