Het tentenkamp van Occupy Wall Street staat er al een maand en op het Beursplein in Amsterdam past er geen tentje meer bij. De protestbeweging die maar niet leek te komen, is er en trekt de aandacht naar zich toe. Toch klinkt er geklaag uit het kamp dat eerder nog hard riep dat er iets moest gebeuren, onder andere van vooraanstaand columnist en essayist Bas Heijne. Sleets, postmodern cynisme betoogt Jan-Willem, die zich afvraagt waarom Bas nog niet met een molotovcocktail is gesignaleerd.
Grijze plaat
Veel van wat schrijver en opiniemaker Bas Heijne publiceert, maakt op mij een heel verstandige en genuanceerde indruk, zelfs (of misschien juist) als hij opereert binnen de dwingende kaders van de column. Hij schiet nooit uit zijn slof maar blijft genuanceerd en gematigd denken. Grazioso en allegro ma non troppo, zo zou je zijn schrijfstijl kunnen typeren. Het soort j’accuse, zoals Ramsey Nasr onlangs nog richtte tot Minister Rosenthal, zul je van Heijne’s hand niet snel aantreffen. Als cultuurcriticus wil Heijne maatschappelijke ontwikkelingen duiden, de tijd analyseren.
Zijn analyse van onze tijd begint echter iets vermoeiends te krijgen, alsof de rek eruit is, ook omdat Heijne maar niet ophoudt deze in telkens net iets andere bewoordingen te herhalen. Hoe luidt die analyse grofweg? Het naoorlogse humanisme (wat dat ook mag wezen) is niet meer in staat verwerpelijke sentimenten als nationalisme en xenofobie te neutraliseren. Het populisme heeft daar met een kwaadaardig verhaal, zoals Heijne het eens formuleerde, handig op ingespeeld. Er is voor mensen op links noch op rechts een overtuigend verhaal (lees: ideologie).
Vormt deze analyse niet ook een verhaal op zichzelf? Het laatste verhaal, namelijk, dat er geen verhalen zijn, de postmoderne troef die niet alleen door Heijne maar wat graag wordt uitgespeeld. Het maakt op mij een armoedige indruk dat zo’n invloedrijk denker als Heijne zijn gezag te danken heeft aan een betrekkelijk simpel "iedereen is tegenwoordig in de war".
Molotovcocktail
Begin juni vroeg Heijne zich af waarom het protest tegen de economische crisis uitbleef. Dat protest is er nu: de wereldwijde Occupy-beweging. Wie Heijne een beetje gevolgd heeft, zou kunnen denken dat Occupy precies is waar hij behoefte aan heeft. Maar getuige zijn column van 15 oktober vindt hij het allemaal te voorzichtig, te beschaafd, te academisch, te marginaal. Dat gold bijvoorbeeld voor de toespraak die filosoof Slavoj Žižek in New York gaf. Intussen heb ik Bas Heijne nog niet met een molotovcocktail over het Beursplein zien struinen om iets minder voorzichtig gestalte te geven aan het protest. Alleen al om media-aandacht te genereren hoeft Heijne, met zijn statuur, slechts een tent op te zetten op het Beursplein, als hij daartoe überhaupt nog de kans krijgt, want – surprise surprise – de Amsterdamse VVD-fractie ijvert alweer voor sluiting van het tentenkamp. Ik zie Heijne zijn tentstokken echter niet van de zolder halen. Zijn houding ten opzichte van Occupy is momenteel cynischer dan die van GeenStijl, een prestatie op zich.
Žižek zei tegen de menigte dat er verwantschap bestaat tussen het protest van Occupy en de Tea Party (beide bewegingen streven naar een radicale politieke verandering), een interessante observatie die wellicht een parallel kent met de situatie in Nederland. Maurice de Hond beweerde, for what it’s worth, dat er veel sympathie voor Occupy bestaat onder aanhangers van de gedoogpartner. Occupy zou dus zomaar uit kunnen groeien tot een substantieel verzet tegen de huidige politiek, en biedt op termijn wellicht een positief politiek verhaal.
Alternatief
Intussen zitten we (niet alleen in Nederland) zonder politieke partij of beweging die ons eens uitlegt, in een taal die voorbij gaat aan het jargon van beurshandelaren, waarom we in deze tijd van geldelijke nood solidair moeten zijn met de Grieken (de Portugezen, de Ieren en de Italianen). Geen taal is toereikend voor een crisis die alleen nog financieel gedefinieerd kan worden, laat staan dat er zoiets als het Verhaal kan zijn waar Heijne zo vurig op lijkt te hopen. En nu zijn het de conservatief-liberale politici die met een oplossing moeten komen, terwijl sommigen van hen met infantiele blijmoedigheid de zegeningen van de vrije markt blijven propageren.
Dit is volgens mij waarom de deelnemers aan Occupy Wallstreet en Occupy waar dan ook de straat op gaan. Enerzijds verzetten zij zich tegen regeringen die onmachtig een crisis proberen te bezweren zonder het economische systeem op internationaal niveau grondig te herzien, anderzijds proberen zij een taal te vinden om met de gevolgen van die crisis om te gaan. Ze proberen manieren te bedenken om de welvaart die er natuurlijk nog steeds is zo eerlijk mogelijk te verdelen, om goed met elkaar om te blijven gaan wanneer de levensstandaard collectief wordt verlaagd en velen richting de armoedegrens gedreven zullen worden. Dat is ongeveer wat Žižek moet hebben bedoeld met ‘we are allowed to think about alternatives’.
Van zo’n beweging maak ik zelf graag deel uit. Wat Heijne betreft, om te ontdekken wat ‘de opstandigen’ van Occupy willen, hoeft hij alleen maar zo’n manifestatie te bezoeken. Dat kost iets meer moeite dan naar Jelle Brandt Corstius kijken in De Wereld Draait Door. Maar wie weet hoort hij daar de eerste zinnen van zijn lang gehoopte verhaal en komt hij erachter dat Occupy niet bij voorbaat al mislukt is. Gebeurt dat wel, dan heeft hij daar zelf aan bijgedragen.
--
Dit is een gastbijdrage van Jan-Willem Anker (1978), dichter en schrijver. Zijn meest recentelijk gepubliceerde dichtbundel is 'Wij zijn de laatste geliefden in de wereld', volgend voorjaar verschijnt zijn debuutroman 'Een beschaafde man'.