Derk gaat op pad nog voordat de zon op is, want hij houdt van de ochtend. De tweede uit een reeks van acht belevenissen die hebben plaatsgevonden terwijl jij lag te dromen.
Ik stap door de schuifdeuren. Ze gaan dicht. De deuren voor me blijven gesloten. Het is zes uur ’s ochtends en ik zit gevangen tussen glas. De agente achter de balie heeft me niet gezien. Haar blik is op het beeldscherm. Dan kijkt ze op, veegt een blonde lok achter haar oor en knikt naar de grote rode knop naast me. Ik druk de knop in. Een zoem en dan pas ontgrendelt ze de deuren.
Procedure, natuurlijk.
In de wachtruimte staan vijf stoelen. Op de middelste zit een jongen in een wit wollen pak. De agente is aan de telefoon. Op de andere vier stoelen liggen plastic tassen met kleren. Ik knik naar de jongen en dan naar de stoelen of eigenlijk naar de tassen en dan trekt de jongen een van de tassen weg zodat ik kan zitten.
- Ik ben hier uit eigen beweging.
- Oké.
- Als ik wil loop ik zo weer weg.
- Oké.
Het pak dat hij draagt staat hem fantastisch.
De jongen lijkt Zuid-Amerikaans. Zijn haar is donker en vet. Zijn witte wollen pak chic en pooierig. Als ik wist hoe angorawol er uit zou zien dan zou ik misschien kunnen zeggen: ik zit om zes uur ’s ochtends op een bank naast een Zuid-Amerikaanse pooier in een konijnenpak. Dan zou ik begrijpen dat je niet zo moet zeuren over een paar van die kermende konijnen.
Zo’n mooi pak.
De agente is nog steeds aan de telefoon. Ze is kortaf. Haar ogen zijn zwart omfloerst, waarschijnlijk van de nachtdienst die er bijna op zit. Nog even en ze mag naar huis, dat zie je.
- Hij is hier om vijf uur binnen gekomen.
(…)
- Ja. Vrijwillig, ja.
(…)
- Hij kan hier wachten, ja.
(…)
- Ja, oké. Joe.
Ze legt de hoorn op de haak. Haar ogen gaan weer naar het beeldscherm en haar vingers tappen ritmisch over het toetsenbord. Ze heeft lange nagels, dat hoor je. Haar gezicht licht blauwig op door het schijnsel van het beeldscherm. Er is een kantoorplant, en een foto van een voetbalteam, samengesteld uit agenten van het bureau tijdens een toernooi tegen teams van andere bureaus. Daarnaast een te grote vitrinekast voor de drie trofeeën die er in staan. Er omheen posters met foto’s en compositietekeningen van criminelen. Voortvluchtige trofeeën.
De jongen in het pak slaat zijn achterhoofd een paar keer hard tegen de muur. Met zijn voeten stampt hij op de vloer.
- Ze moeten nu komen. Nu.
De agente staat op en maant hem tot rust. Daarbij zet ze haar beide handen op de balie.
- Ze komen om acht uur. Ze hebben nu geen tijd voor je.
- Ik ken mezelf, zegt de jongen. Als ze nu niet komen ga ik gewoon weer weg.
De agente loopt het kantoortje achter de balie binnen en zegt iets tegen iemand die ik niet kan zien. Dan komt ze terug en zonder nog naar ons te kijken gaat ze weer aan het werk achter haar computer. Dat tikken.
- Via een deur aan deze kant van de balie verschijnt een andere agent. Hij gaat voor de jongen staan, buigt voorover.
- Kom maar even mee. We hebben een apart kamertje. Dat is voor jou ook rustiger.
- Ja dat is goed, zegt de jongen.
Hij verzamelt zijn tassen en loopt mee met de agent. Vlak voor de deur draait hij zich naar mij om.
- Ik ben hier uit eigen beweging.
Dan is hij verdwenen.
De agente gebaart dat ik naar de balie mag komen.
- Zegt u het maar meneer.
Daar schrik ik van. Niet op voorbereid. Ik moet zeggen dat ik hier alleen kom om te kijken, dat ik opschrijf wat ik zie en verder niets.
In plaats daarvan hakkel ik:
- Mijn telefoon is weg.
- Verloren? Gerold?
- Ik was op een feestje.
De vrouw pakt er een formulier bij. Neemt mijn gegevens op.
- Wilt u aangifte doen?
- Eh… ik weet het niet.
- Een feestje bij iemand thuis of ergens anders?
- Bij iemand thuis.
- Waren er ook onbekenden, of alleen vrienden?
- Alleen vrienden, eigenlijk.
- Heb je al geprobeerd te bellen?
- Naar?
- Je eigen nummer natuurlijk.
- Natuurlijk. Eh.. Nee bedoel ik. Dat gaat niet, zonder telefoon.
En voordat ik het weet pakt de agente de telefoon weer van de hoorn en draait ze het nummer dat ik net heb opgegeven. In mijn zak voel ik mijn mobiel trillen.
- Misschien is het beter als ik eerst nog even zelf op onderzoek uit ga, zeg ik, voor ik aangifte doe bedoel ik.
- Ik stop mijn hand in mijn zak.
De agente legt de telefoon neer.
- Er wordt niet opgenomen, zegt ze. Maar hij gaat wel over. Dat is een goed teken.
- Ja?
- Ja.
- Misschien kan je het later op de dag nog eens proberen voor je aangifte doet, zegt ze, grote kans dat een van je vrienden je telefoon heeft gevonden.
- Echt?
- Ja. Het is vroeg nog.